CORNELIS

Welke rol speelde hij in een omkopingszaak?

Cornelis de Vlamingh trok met zijn vader mee op expeditie naar het Zuydland en werd uiteindelijk zelfs een van de drie schippers op deze avontuurlijke tocht. Eigenlijk hadden vader en zoon samen in een standbeeld verenigd moeten worden. In plaats daarvan richten wij nu hier online een monument voor Cornelis op door zijn leven te beschrijven.

Carrière

Zodra zijn vader Willem een aanstelling als schipper bij de VOC kreeg, nam hij zijn zoon mee op reis. Cornelis was toen pas tien jaar oud en vervulde als jongste bediende allerlei karweitjes aan boord waarvoor hij slechts 8 gulden per maand kreeg.

In 1688 verdiende Cornelis als loopjongen 8 gulden per maand (Nationaal Archief te Den Haag: 1.04.02, 5360, scan 194)

Het lijkt erop dat Cornelis vanaf zijn veertiende al werd meegestuurd met andere schepen dan die waarop zijn vader schipper was. Zo voer Cornelis Vlamingh van Vlielant vanaf maart 1692 op verschillende schepen met stoere namen als de Batavia, de Java en de Bantam (1). Deze laatste vertrok op 7 december 1693 vanaf Java en kwam op 27 juli 1694 in Nederland aan, terwijl Willem de Vlamingh zelf op 7 januari 1694 vanaf de rede van Texel was vertrokken als schipper op de Meerestein.

Pas op hun grote expeditie naar het onbekende Zuydland diende Cornelis – inmiddels opgeklommen tot de rang van derde waak - weer onder zijn vader op de Geelvinck. Tijdens de reis werd Cornelis gepromoveerd tot gezagvoerder van 't Weseltje (en daarmee sloeg hij maar liefst twee rangen over). Na hun grote tocht maakte Cornelis als schipper voor de VOC nog verschillende reizen. Op zijn laatste tocht werd hij - net als zijn vader ooit - benoemd tot commandant over de retourvloot. Een hele eer! Zoals we nog zullen zien kreeg hij daar een gouden medaille voor.

De reizen van Cornelis de Vlamingh als schipper (2)

Huis te Bijweg

 

 

Stad Keulen

 

 

Nigtevecht

Een spiksplinternieuw schip dat in 1699 is aengebout (3). Op 9 mei 1699 vertrekt het van Texel met 50 man en op 28 januari 1700 komt het schip aan in Batavia.

 

2 december 1700 vertrek uit Batavia, 18 juli 1701 aankomst op de rede van Texel. In de tussentijd verblijft Cornelis op Vlieland (4).

 

28 april 1703 vertrek van Texel, 9 december 1703 aankomst in Batavia (5).

Gevaren als schipper op de Nigtvecht tot 27 juni 1704.

Huis te Dieren

 

Bengalen

 

Limburgh

 

Koning Carel

 

Berbices

Van juli 1704 (6) tot aug 1706.

 

Van 1 januari 1707 tot oktober 1713.

 

26 november 1713 tot 4 februari 1714.

 

Van februari tot ongeveer 17 juli (in totaal 5 maanden).

 

Schipper vanaf augustus 1714. In deze functie werd Cornelis de Vlamingh verkozen tot commandant van de retourvloot (7). Een eer die zijn vader ruim 15 jaar daarvoor ook ten deel viel. Op 26 november 1714 vertrok de Berbices met meerdere schepen uit Batavia en op 6 augustus 1715 kwamen ze aan op de rede van Texel (8).

In Batavia

Niet lang na de expeditie naar het Zuydland trouwde Cornelis met de zes jaar jongere Constantia Soreau (9). Zij stamde uit een gegoede Amsterdamse familie (10). Tesamen vertrokken ze naar Batavia waar ze een gezin stichtten. Ze woonden daar verscheidene jaren. Dit weten we uit het testament dat Constantia aan het eind van haar leven liet opmaken (11). Ze kwam die dag in haar eentje bij de notaris. De 54-jarige Cornelis leefde toen nog wel, maar het lukte haar niet om hem mee te krijgen naar het advocatenkantoor. Hoewel zij haar man zederd een geruime tijd meerdere keren, ook in presentie van goede vrienden, had trachten te bewegen om met haar mee te gaan, weigerde Cornelis permanent. In zijn ogen was het genoeg dat ze ooit al een keer een gezamenlijk testament hadden opgesteld.

Afbeelding van een bundel gemaakt bij het huwelijk van de grootouders van Constantia

Dat eerste zogenaamde mutueel testament stamde van 25 jaar eerder op Batavia (12). Kort na de ondertekening was Cornelis alweer op reis gegaan, terwijl Constantia beviel van hun eerste kindje. Toen Constantia vrij snel daarna ziek werd, liet zij op 27 augustus 1705 ook nog een codicil opstellen, slegts om in gevalle zij van die ziekte quam te overlijden, terwijl haar man nog niet wederom gekomen zoude zijn, order wegens haar sterfhuis en kind te stellen.

De zieke Constantia was dus ver van haar familie toen ze beviel van een baby, terwijl haar man op zee zat. Ze trad doortastend op door alles goed bij de notaris te laten regelen. Zelf knapte ze weer op, maar het kindje redde het niet. En dan volgt de hartverscheurende mededeling dat ze wel meerdere kinderen hebben gekregen, maar die zijn - net als hun eerstgeborene - allemaal lang geleden al op jonge leeftijd gestorven. Het echtpaar ging verder kinderloos door het leven.

Wellicht een van de overleden kinderen van Cornelis

(Zie: Alle Friezen)

Na een aantal jaren in Batavia te hebben gewoond, keerden Cornelis en Constantia terug naar Nederland en vestigden zich in de hoofdstad. Eerst op de Singel bij de Jan Rodenpoorttoren, die op de hoek van de Torensteeg stond. Vanaf 1725 verhuisden ze naar de andere kant van de Raadhuisstraat, naar een huis zo’n 500 meter verderop, recht tegenover de Utrechtse schietschuiten. Een schietschuit was een beurtveer. Cornelis en zijn vrouw zagen dus dagelijks hoe deze vrachtschepen - want dat waren het - heen en weer voeren naar Utrecht

Veer van de Utrechtse schietschuiten, Reinier Nooms, 1657 - 1670 (Collectie Rijksmuseum)

Het echtpaar trad zeer regelmatig op als getuigen bij de doop van allerlei neefjes en nichtjes van zowel haar als zijn kant (13). Petemoei zijn was niet alleen een hele eer, het bracht ook een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Wanneer er iets met de ouders van de dopeling gebeurde, beloofden zij de zorg van het verweesde kind over te nemen. Het vele peetouderschap dat Cornelis en Constantia werd toevertrouwd zegt iets over hen als mens.

 

In Batavia hebben ze zich ook een aantal jaren over maar liefst vier kinderen van Constantia’s kant van de familie ontfermd en hen onder hun opsigt, directie en opvoeding gehad (14). Opnieuw zien we familieleden die goed voor elkaar zorgen.

Twee amusante verhalen

In de archieven vonden we twee leuke anekdotes over Cornelis die we graag vermelden. Zo heeft hij ooit eens vanaf een van zijn vele reizen een mooi kistje naar zijn oudste zus Evertje in Amsterdam geprobeerd te sturen (15). Daartoe gaf hij het kistje vanuit Bengalen mee aan een schipper die toevallig naar Nederland zeilde en vertelde zijn zus in een brief waar zij het betreffende kleinood kon ophalen.

Dus meldde Evertje zich na ontvangst van de brief bij schipper Dirk van der Weijde, die in de stad in het logement Het Turfschip van Breda verbleef. Ze vroeg hem naar een seker kisje gemerckt A.V.S. vol met goet, dat deze schipper in Bengalen van Cornelis had gekregen om aan Evertje te geven. De schipper beweerde echter dat hij het bewuste pakketje op het Oostindisch huijs had laten brengen en dat ze het daar kon ophalen. Maar hoe het gebouw van de VOC ook doorzocht werd, het mysterieuze kistje was nergens te vinden.

Evertje vermoedde dat de schipper het pakketje voor zichzelf had gehouden, want een kennis van Evertje die bij Dirk van der Weijde aan boord was had de schipper nog aangeboden om het kistje naar Evertje toe te brengen, maar de schipper beweerde dat zelf wel te zullen doen. Toen Evertjes kennis later hier ter stede sijnde gearriveert de lijst nakeek, stond het betreffende kistje al niet meer vermeld tussen de goederen Naar de inhoud kunnen we slechts gissen. Het is nooit meer boven water gekomen.

Zo’n zelfde geheimzinnig verhaal krijgen we voorgeschoteld op de dag dat Cornelis de Vlamingh zowel zijn tuinman als zijn dienstmeisje meesleurde naar een notariskantoor in Amsterdam (16). Hij liede tuinman getuigen dat hij, Cornelis, op maandag 11 september gewoon op zijn buitenplaats aan het Gein verbleef (waar het gezin een buitenhuis had). Die ochtend bracht de tuinman naar eigen zeggen Cornelis hoogstpersoonlijk als koetsier met een rijtuig naar Loenen. Daar verbleven de beide mannen tot ’s anderen daags zijnde dinsdag den 12 september na de middag de klocke omtrent vijf uren. Wat zij in Loenen deden vertelt het verhaal niet, maar ‘s avonds om zeven uur waren ze pas weer terug op de buitenplaats, alwaar zij toen hebben geslapen. Cornelis is de volgende dag met een Chaise (een koets) naar Amsterdam gereden.

Waarom die exacte dagaanduidingen zo belangrijk waren, blijkt later in de akte als dienstmeisje Giertje aan het woord komt. Zij verklaarde dat zij in haar eentje op het andere huis van familie de Vlamingh in Amsterdam paste. Op dinsdagmorgen werd daar een zeker papier of geschrift afgegeven. Zij heeft toen aan degene die hetzelve bracht gezegd dat de heer des huizes op de buitenplaats was en dat zij niet wist wanneer hij weer in de stad zou komen. Waarop die persoon het papier toch achterliet en wegging.

De volgende dag maakte Giertje het briefje klaar om als post via de geijnse schuijt naar de buitenplaats te verzenden, toen Cornelis plotseling in Amsterdam arriveerde. Het meisje heeft het briefje daarop persoonlijk aan Cornelis overhandigd en verklaart nu plechtig dat haar Heer dus eerder niets wist van het gebrachte papier.

Waarom was het zo belangrijk dat er maar liefst twee bedienden voor Cornelis getuigden dat hij pas op 13 september van het gebrachte bericht op de hoogte was en echt geen dag eerder? Daar kunnen we alleen maar over speculeren, maar vermoedelijk ging het - zoals zo vaak - om geld.

Kaart van Gerrit Drogenham rond 1700

En ingezoomd op het stukje rechts boven waar Juffr. Van Gelder (de vorige bewoonster) op de kaart staat

Wat nou zo leuk is van de hierboven genoemde buitenplaats aan het Gein, dat is de naam: Oost-Vlieland! Op 25 april 1722 kochten Cornelis en zijn vrouw dit grote landgoed van ene Anna van Gelder voor 10.500 gulden (17). Het omvatte naast een herenhuis en een boerenhuis ook ongeveer 29 hectare aan landerijen (meer dan 15 voetbalvelden groot) waar ze ossen, koeien, paarden en een varken hielden. Dus ergens in Noord-Holland tussen Weesp en Abcoude lag aan de Oostzijde van het Gein een stukje land dat Oost-Vlieland heette! (18)

Louche zaken

Cornelis was pas 37 jaar oud toen hij stopte met varen. Het lijkt erop alsof hij in Batavia en tijdens zijn jaren als schipper in dienst van de VOC een andere bron van inkomsten had gevonden: obligaties. We zijn meer dan honderd aktes tegengekomen waarin hij mensen geld uitleende tegen een bepaalde rente. Vaak waren dat zeevarenden die via Cornelis aan een baantje op een schip waren gekomen en daarvoor als dank een flinke som geld neertelden. En ook al lijkt Cornelis slechts een tussenpersoon die werkte voor ene Willem Sautijn, deze zaak achtervolgt de familie De Vlamingh tot op de dag van vandaag en daarom is het zinvol om er aandacht aan te besteden.

Krantenartikel uit 1931

De handel in baantjes was in die tijd verboden, maar toch een vrij algemeen verschijnsel. Alleen maakte kolonel Sautijn als bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie van Amsterdam het wel heel erg bont (19). Zelfs voor lage aanstellingen wilde hij geld zien. Ook leende hij mensen de daarvoor benodigde bedragen tegen een torenhoge rente van maar liefst 10%. Kolonel Sautijn verdiende alleen al aan de verkoop van functies in een paar jaar tijd zo’n 23.000 gulden.

 

De zaak kwam aan het rollen toen zijn handlanger Pieter Backer - een verlopen Duitser uit Bremen - op een chique feestje van kolonel Sautijn plotseling een vrouw beledigde. Een van de andere gasten stelde Sautijn voor de keuze: die Backer eruit of ik ga weg. Pieter Backer moest vervolgens meteen vertrekken en zweerde wraak.

Biografisch woordenboek met informatie over Willem Sautijn

De vernederde handlanger stapte in april 1724 naar justitie en wist hen veel te vertellen over de frauduleuze praktijken van de kolonel, maar hij kon niets bewijzen. De hoofdschout durfde het niet tegen de invloedrijke familie Sautijn op te nemen (Willems broer, Nicolaes Sautijn, was op dat moment namelijk burgemeester van Amsterdam). Het eind van het liedje luidde dat Pieter Backer op 14 december zelf door de schepenen veroordeeld werd en dat de heer Sautijn vrijuit ging. Backer moest 6.000 gulden boete betalen en mocht vier jaar Amsterdam niet in.

 

Onder druk van de publieke opinie liet men het er uiteindelijk toch niet bij zitten en de rechtbank hoorde daarna nog verschillende getuigen, waaronder Cornelis, maar die deed geen mond open. Naderhand meldde hij zich samen met zijn vrouw bij een notaris om een verklaring af te leggen ter liefde van de waerheit (20). Dan blijkt dat schipper de Vlamingh vlak voordat hij voor de commissie van het provinciale hof moest verschijnen, door kolonel Sautijn onder druk is gezet om vooral nergens op te antwoorden, omdat anders zijn suster daerin geraekt mogte wezen.

Ter liefde van de waarheid

Blijkbaar kon Cornelis zijn oudste zus Evertje schade berokkenen door zijn getuigenis en daarom heeft hij die middag in de Doelen te Amsterdam zijn mond geprobeerd te houden. Maar de commissieleden hebben dat niet aanvaard, waardoor Cornelis uiteindelijk wel op alle vragen heeft moeten antwoorden. Hetgeen door hem is geschiet met swaeren ontsteltenissen en ontroeringen. Hij is tenslotte een zeeman en heeft van rechtszaken geen verstand, zo voerde hij aan tot zijn verdediging. Eenmaal thuisgekomen, realiseerde Cornelis zich dat hij zichzelf niet klaer en omstandig voor de commissie heeft geexpliceert en daarom is hij nu bij de notaris tot ontlasting van zijn gemoet en om de zaak in alle eerlijkheid nader uit te leggen.

Begin van het proces. (Uit het Archief van Schout en Schepenen)

Uiteindelijk werd ook zijn zus Evertje Vlaming voor de rechtbank gehoord in deze zaak (21). Evertje gaf ruiterlijk toe dat zij in de jaren 1719 en 1721 in totaal drie schippersbaantjes voor Sautijn had verkocht, elk voor een bedrag van ongeveer 2.000 gulden (22). Dat is natuurlijk een hoop geld, maar het lijkt er toch meer op dat Evertje drie keer een tussenpersoon is geweest dan een doorgewinterde handlanger van een notoire crimineel. Vooral omdat Evertje het meeste van dat geld waarschijnlijk gewoon aan Sautijn had moeten afstaan, al zal zij natuurlijk weldegelijk een vergoeding hebben gekregen voor haar rol als tussenpersoon.

Volgens het Algemeen Dagblad van twee eeuwen later (1931) waren de verklaringen van de getuigen uiteindelijk verpletterend voor Sautijn, vooral die van Evertje Vlaming! 

Haar openheid van zaken gaf de doorslag om de kolonel te kunnen veroordelen. De zaak werd echter gerekt en voordat het Hof van Holland een vonnis kon vellen, overleed Willem Sautijn op 10 november 1731.

Laatste dagen

En toen opeens stierf Cornelis’ vrouw, Constantia, op 23 augustus 1734 (23). Zij was twee maanden daarvoor net vijftig geworden. Vermoedelijk was haar heengaan vrij onverwacht, want vier dagen eerder kocht Cornelis nog een huis aan het Treeftsteegje (24). Dit pand lag op nog geen honderd meter van hun huis in Amsterdam en was bedoeld om als stal en koetshuis te dienen bij hun woonhuis (25). De handtekening van Cornelis onder de koopakte is opvallend wiebelig. Zou hij iets vermoed hebben of waren ze allebei ziek?

Handtekening van Cornelis de Vlamingh

Er brak een drukke periode aan voor Cornelis de Vlamingh. Eerst moest Constantia begraven worden. Dat gebeurde in Amsterdam, de stad waar ze geboren was en haar hele leven had gewoond. In het kerkboek staat bij 27 augustus:

Constantia Soreau, vrouw van Cornelis Vlaming, out Commandeur der Retourvloot van de Generale Oostindische Compagnie, op de Cingel. (8,- gulden). Bij Avont begraven komt voor ‘t Licht (2,10)

De vrouw van Cornelis is dus in hun woonhuis op de Singel, waar ze ruim tien jaar samen in geleefd hebben, overleden. De begrafenis kostte 8 gulden. Omdat ze in de avond begraven werd, kwamen er nog wat kosten bij voor het licht. Aangezien men toen nog niet aan zomertijd deed, ging de zon in die periode rond eind augustus om half acht onder. Het werd toentertijd als uiterst chique beschouwd om overledenen in de avond te begraven.

Graf nummer 156 in de oude kerk te Amsterdam

Waarschijnlijk kreeg Constantia in de Oude Kerk haar laatste rustplaats en wel in Grafsteede nummer 156, in de elfde laag aan de Noordzijde van de kerk. Van dat graf was Cornelis voor de helft de eigenaar (26).

Na de begrafenis had Cornelis zijn handen vol aan het uitvoeren van Constantia’s laatste wil. Sommige spullen waren door haar specifiek aan iemand toebedeeld, van haar gouden horloge en diamanten ring tot een duur kerkboek en zilveren theeketel aan toe. Haar kleren wilde zij verdeeld hebben onder haar nichtjes. Daarnaast moest Cornelis alle juwelen van zijn vrouw inleveren. Deze sieraden werden op haar verzoek verkocht en de opbrengst daarvan ging naar de weeskamer van Amsterdam. Hun dienstmeisje, Johanna van Macassar, mocht natuurlijk beslist niet vergeten worden. Deze Oostindische Domesticq was vermoedelijk met hen meegekomen uit Batavia toen ze terug verhuisden naar Nederland en Constantia vroeg haar man uitdrukkelijk eraan te denken haar voor de rest van haar leven een mooi jaarbedrag te doen toekomen.

De Oude Kerk, gezien van de overzijde van de Oudezijds Voorburgwal. Uit: 's Waerelts Koopslot, 1723,  Jacobus Verheyden. Beeldbank Stadsarchief Amsterdam

Cornelis werkte zich rot. Vooral omdat Constantia in haar testament had laten zetten dat hij binnen zes weken een volledige inventaris moest aanleveren van hun beider boedel en dat was een enorme klus. Maar daardoor beschikken wij nu wel over ruim 32 pagina’s aan inzicht in hun materiële hebben en houden (27). Wie er even doorheen bladert ziet dat het hele huis vol staat met spullen uit Oost Indië, door henzelf meedegebragt uijt Indien in t’ Jaar 1715, zoals een Bengaalse kris, een Javaanse rustbank en ontelbaar veel stukken Japans serviesgoed voor thee, koffie en chocolademelk. En wie heeft er nu bijna 300 servetten?

 

Het meest opvallend is een kast speciaal voor alle zilverwaren. Deze stond op de best zichtbare plek in de huiskamer en daarin lijken de familieleden behalve het zilveren bestek ook hun belangrijkste zaken op te bergen. Cornelis bewaarde hierin zijn tabakconvoirtje met een kwispedoor (een bakje waarin hij het sap van zijn pruimtabak kon uitspugen) en Constantia onder andere haar poederdoos, speldenbakje en vingerhoed. (Klik hier voor nog meer informatie over deze inventaris).

 

Ons oog wordt vooral getrokken naar twee zeer bijzondere items:

Twee kostbare kettingen in de inventaris van Cornelis de Vlamingh (Stadsarchief Amsterdam, Notariële archieven nummer
5075, Inventarisnummer 9754, scannummer 361)

Het eerste voorwerp is een zilveren schakelketting ter waarde van 256 gulden en 10 stuivers, waarvan in de marge is toegevoegd dat deze aan Cornelis vereert is door de bewindhebbers van de VOC toen hij slaags is geweest (en dus slag had geleverd) tegen Franse oorlogsschepen in 1702. Daar wisten wij niets van!! Via Delpher hebben we alle kranten uit 1702 doorgespit en vonden tot onze grote blijdschap een lang stuk in de Amsterdamse Courant van 2 september 1702, zodat we nu alles over deze gevaarlijke episode uit het leven van Cornelis de Vlamingh kunnen lezen:

Gevonden via Delpher.nl

Transscriptie van het krantenbericht

De commandeur Cornelis Vlaming, met het fregat van d’Ed. Geoctroyeerden O.I.Comp. uytgeweest zynde om te kruyssen, heeft op den 22 Augusty omtrent Hitland(dat zijn de Shetland Islands)gesien 5 Fransche Konings oorlogschepen, die hy eerst voor schepen van de Compagnie aensag; en het eerste, een schip van 52 stukken (kanonnen) genaderd zynde, geraekte hy met het selve in een gevegt, ‘t welk omtrent 4 glasen(= twee uur) duurde, geduurende welk gevegt de voorsz. (voorszegde) Commandeur, hoewel sijn Fregat maer 26 stukken voerde, het vyandlyke schip soo veele schooten onder water toebragt, dat hetselve in onmagt lag, en daerna gaf hy het nog een laeg, waerdoor de fokkemast en steng over boord viel, wanneer het Fransch schip ook een groot gat in de boeg hadde, ‘t welk by ‘t slingeren van ‘t selve, water schepte, waerdoor een groot misbaer onder de Franschen ontstond. Dit geschied zynde quamen 2 andere Fransche oorlogschepen dit ontredderde schip te hulp; en de Commandeur Vlaming alleen zynde, vond goet om sig doenmaels af te wyken (hij maakte zich wijselijk uit de voeten); waerna hy bevond dat hy maer 7 dooden en 13 gequetsten hadde bekomen; dog dat sijn zeylen, raes en want, seer waren beschadigt. Den 24(-ste) wanneer de voorsz. Commandeur weder nae sijn bescheyde plaets wilde zeylen, wierd hy weder van 2 Fransche oorlogschepen gevolgt, ‘t welk hem dede resolveeren (besluiten) om na Tessel te keren, alwaer hy gisteren gearriveerd is.

Het tweede item in de zilverkast dat op de inboedellijst genoemd wordtis aan de prijs te zien zelfs nog waardevoller: dat is een ketting met een medaille, die in totaal 399 gulden waard is. Ook dat blijkt een cadeautje van de bewindhebbers van de VOC aan Cornelis, omdat hij anno 1715 als admiraal van de vloot is thuisgekomen. Want net als zijn vader ooit, was Cornelis oppercommandeur van de grote retourvloot uit de Oost en met terugwerkende kracht vragen wij ons af of Willem de Vlamingh dan óók ooit zo’n medaille heeft gekregen?!

Tot slot noemen we uit die enorme inventaris nog slechts een paar veelzeggende items elders in het huis: zo bewaarde het echtpaar helemaal boven op zolder behalve een lege papegaaienkooi ook nog altijd een kist met 20 catoene kinderenhembdjes en een poppenservies. Prominent op de schoorsteenmantel stonden hun beider portretten ter waarde van 15 gulden het stuk. En uiteindelijk blijkt Cornelis – inmiddels al jaren aan de wal - toch de zee nooit vergeten te zijn, want hij bezat aandelen in vele schepen. De meesten daarvan waren fluitschepen die regelmatig naar Groenland gingen ter walvisvangst!

Cornelis investeerde in verschillende schepen met namen als de Juffrouw Maria, de Constantia, de Jonge Cornelis en 's Lands Welvaren (Stadsarchief Amsterdam, 5075, Inventarisnummer 9754, scannummer 373 en 374)

Jan Roodenpoortstoren uit 1852, gezien van brug voor de Warmoesgracht in noordelijke richting naar Torensluis. Rechts de huizen van Singel 159-161 (Beeldbank Amsterdams stadsarchief)

Twee maanden na het overlijden van zijn vrouw en nog midden in de beslommeringen van alles wat hij voor haar laatste wil moest regelen, besloot Cornelis om alsnog een eigen testament op te maken. Op 23 oktober 1734 om elf uur in de ochtend liet Cornelis Vlaming een notaris bij zich thuiskomen (28). De dochter van zijn oudste zus Evertje was er ook en zij kwam direct na Cornelis om half twaalf aan de beurt om haar testament op te stellen (alsof ze elkaar steunden bij dit lastige klusje).

Wat waren de wensen van Cornelis? Als eerste liet hij aan zijn oudste zus Evertje alle meubelen, inboedel en huysraad, goud, silver, juweelen en kleinodien na. Alleen de grote gouden ketting met de medaille eraan (die hij als eerbetoon kreeg nadat hij als admiraal op de retourvloot had gevaren) ging naar zijn neef Arend Selkart. Net zoals al zijn kleren. Die medaille was dus een bijzonder erfstuk waar de hele familie trots op was!

 

Aan de dochter van Evertje liet Cornelis een bedrag van 34.000 gulden na, waarvan zij gedurende haar hele leven rente kon trekken. Een enorm bedrag! En ook gedenkt hij de wens van zijn vrouw om hun oude dienstmeisje een goed jaargeld te geven.

In de maanden na Constantia’s overlijden verscheen Cornelis maar liefst 14 keer op in het kantoor van notaris van Son met betrekking tot de afhandeling van de laatste wil van zijn echtgenote. Deze hele affaire hakte er waarschijnlijk erg in bij de oude zeeman, die nu alleen achterbleef. Want terwijl de allerlaatste dingen op 13 december werden afgehandeld, stierf Cornelis niet lang daarna zelf ook - op 18 januari 1735 - een krappe vijf maanden na zijn vrouw.

 

Opvallend genoeg zijn de echtelieden niet naast elkaar begraven. De Amsterdamse Constantia Soreau is in haar woonplaats ter ruste gelegd, maar Cornelis is en blijft een Vlielander in hart en nieren. Op 21 januari 1735 werd zijn lichaam naar Oost-Vlieland over gevaren. Opnieuw betaald de familie tien gulden boete voor dit buijtenlijck (29)

Stadsarchief Amsterdam, Boetes op begraven, archiefnummer 343, inventarisnummer 576

En op 24 januari staat er in de boeken op Vlieland geschreven:

Ontfangen voor ‘t regt van begraven (een boete van) dartig (= 30) guldens van ‘t Lijk van Cornelis Vlaming van Amsterdam alhier gebragt als gehorende volgens acte van aangifte onder die Classis (Register van impost op trouwen en begraven Gemeente Vlieland, archiefnummer 28, Collectie DTBL - Tresoar, inventarisnummer 0738, aktenummer 331. Gevonden via Alle Friezen)

Voor dat bedrag heeft hij wellicht wel een plekje in de eilanderkerk gekregen? Of zou hij ergens op het kerkhof zijn begraven. Daar viel helaas niet meer achter te komen. Wel is het opmerkelijk dat alle andere lijken op diezelfde pagina van het Vlielander begraafboek - acht stuks in getal - pro deo zijn begraven. De enige in leven gebleven zoon van Willem de Vlamingh had het ver geschopt. De gezamenlijke erfgenamen van Cornelis en Constantia hadden bij elkaar zowat twee en een halve ton te verdelen.