VOC

Op woensdag 28 juli 1688 ontdekte Willem de Vlamingh het stukje land dat hij Witseneiland noemde en op 26 oktober van datzelfde jaar vertrok hij al als opperstuurman op een klein galjoot voor de VOC. Dat was snel geregeld!

 

Over het algemeen startte een net aangenomen kapitein bij de VOC als commanderend stuurman, dan verdiende je iets minder dan een echte schipper, terwijl je hetzelfde werk deed. Twee jaar later werd je dan pas officieel schipper. 


Als commanderend stuurman ontving Willem die eerste reis slechts 60 gulden per maand (tegen het loon van 80 gulden voor schippers). Maar goed, Willem - inmiddels 48 jaar oud - zal blij geweest zijn met deze nieuwe baan. Het gaf een goed en regelmatig inkomen en het leverde hem ook zeker een bepaalde status op om voor de VOC te werken. Daarom regelde Willem meteen voor zijn enige nog levende zoon Cornelis een baantje bij de Compagnie. De net tien jaar geworden jongen voer op de eerste tocht met zijn vader mee als scheepsjongen. Van de vijftien bemanningsleden - waaronder drie stuurlui, een barbier, een kok en een timmerman - waren er maar liefst twee scheepsjongens (jongste bediendes). Daarvan was Cornelis de jongste (1).

Cornelis staat ingeschreven als laatste in de lijst van bemanningsleden. Hij ontvangt een loon van 8 gulden per maand. De andere scheepsjongen verdient al meer

Nationaal Archief te Den Haag onder VOC de rubriek Opvarenden, 5360, p.219

Eerste reis

Op 26 november 1688 vertrekken de vijftien mannen op een schip genaamd de Vergulde Vlamingh. Blijkbaar bezaten Willem en Cornelis zelf een galjoot dat hun naam droeg en werden zij met schip en al ingehuurd. In de boeken van de VOC staat namelijk dat de compagnie deze boot inhuurde (van 1688 tot 1690), precies de tijd dat deze eerste reis ongeveer duurt. Daarna blijft Willem in dienst van de VOC, maar dit galjoot niet. We hebben geen idee wat er na de reis uiteindelijk met dit schip is gebeurd: is het galjoot verkocht en kreeg het gewoon een nieuwe naam?


Uit het Uitloopboek van de VOC (2) blijkt dat Willem Hessels de Vlaminge tegelijkertijd met het galjoot de Elisabeth en met een buijsjen vertrekt. Wederom treffen wij hier de mededeling aan dat hun schip is ingehuurt. Vervolgens staat er dat ze den 26 november 1688 tesamen uijt het Vlie in Zee geloopen zijn. De mededeling die daarop volgt, dat ze op Hitland (dat zijn de Shetland Islands) zijn gebleven, geldt blijkbaar alleen voor de buis van Tobias Leijdsman, want de Vergulde Vlamingh is geenszins vergaan. In Willems bijgehouden logboek lezen we enkel dat zij uit Tessel sijn geseijlt (dus niet uit het Vlie zoals het Uitloopboek van de VOC vermeldt) en verder van 25 maart tot 7 april 1689 op Kaap de Goede Hoop verbleven, om op 31 oktober 1689 Gode Loff te arriveren op de rede van Batavia.

De tekst achter de accolades luidt: ingeheurt (ingehuurd) den 26 November 1688, te samen uijt het Vlie in Zee geloopen ... op Hanglip op Hitlant gebleven

Nationaal Archief te Den Haag onder Uitgelopen schepen: 4932, pagina 158

Deze eerste reis naar de Oost van Willem de Vlamingh duurde dus al met al ruim elf maanden. Best wel lang eigenlijk. Flink meer dan gemiddeld, dus hoe zat dat? Duikend in de archieven te Den Haag - waar men in de schatkamers van ons rijke Nationaal Archief werkelijk van alles bewaart! - ontdekten we dat het schip de Vergulde Vlamingh op de heenreis eerst nog het eiland Malacca had aangedaan voordat ze Batavia bereikten. Daardoor beschikken we nu nog over de complete zeilinstructie die de hoge heren van de VOC te Malakka aan de opperhoofden van zowel het fluitschip de Civetkat als aan 't galjot de Vlamingh op 18 september 1689 hebben afgegeven (3). In de instructie staat duidelijk aangegeven hoe men volgens de bestuursleden het best van Malakka naar Batavia kon varen.

 

In deze instructie staat dat de schippers zich na de monstering van de bemanning in godes naeme onder zeijl (moeten) begeven en men vertelt hen precies welke koers zij moeten aanhouden richting Batavia: bewesten en beoosten om verschillende eilanden heen, de straet banca door. Ook waarschuwen de officials aan de wal dat er in desen tijt een moesson heerst. Daarom lijkt het hun verstandig het eijlant van bantam aen te gieren en dan direct koers te zetten naar Batavia door welbetreede vaerwateren.

 

De beide schippers worden uitdrukkelijk gewezen op alle mogelijke gevaren onderweg. Niet alleen moeten zij verdacht zijn op alle droogtens, klippen, reven (= riffen) en sanden die in dat gebied bekend zijn en waarvoor men hen aanraadt om gestadig het dieploot te gebruiken en dus de diepte van de vaargeul te peilen. Maar ook moeten de schepen op hun hoede zijn en maken dat ze in postuer van defentie zijn (oftewel: in staat van paraatheid om zichzelf indien nodig te verdedigen) en om vooral geen schepen van franse nog engelse of andere europiaense natie te vertrouwen.

Handschrift uit 1690 bewaard in het Nationaal Archief te Den Haag: 1.04.02 Inventaris van het archief van de VOC.
Inventarisnummer 1459, pagina 207 (=213 in zoekmachine)

Sterker nog: in de instructie die Willem de Vlamingh meekrijgt op zijn eerste reis voor de VOC staat letterlijk dat hij elk Frans schip dat hij tegenkomt moet tragten te overmeesteren. Waarna hij de goederen moet veroveren, inventariseren en verzegelen (want die spullen gaan allemaal naar de hoogmogende edelen van batavia).

 

Voor de zekerheid moeten de beide schippers (van de Civetkat en De Vergulde Vlaminghmaken altijt bij de anderen te wesen om elkaar in alle noot soo veel doenlijk te seconderen en mogelijk hulp te betonen. In je eentje zeilen was blijkbaar te gevaarlijk.

 

Zo te lezen leefde Willem in spannende tijden. De Nederlandse Republiek was in oorlog met Frankrijk en als schipper heeft hij zelfs toestemming om elk vijandelijk schip te enteren!

 

Blijkbaar liep het zo’n vaart niet, want de beide schepen kwamen behouden aan in Batavia, met nog steeds vijftien man aan boord. Er waren bij de overtocht dus geen doden gevallen (wat vaak wel het geval was op zo'n lange tocht). De omweg via Maleisië verklaart waarom de tocht zelfs nog wat langer duurde dan gemiddeld.

 

Op 26 september 1688 was de Vergulde Vlamingh vanuit Nederland vertrokken. Ze verbleven van 25 maart 1689 tot 7 april aan de Kaap en van 27 augustus tot 19 september op Malakka, om op 3 oktober in Batavia te arriveren. Tot teleurstelling van de bestuurders aldaar had de VOC eghter geen papieren aan Willem de Vlamingh meegegeven op zijn eerste reis (4). De bestuursleden van de VOC communiceerden met elkaar via brieven, rapporten en anderen papieren die ze aan de verschillende schepen die voor hen voeren meegaven (en vaak gaven ze ook nog kopieën van deze documenten aan andere schepen, zodat men niet teveel van de communicatie miste wanneer een schip omkwam). Willem had men op zijn eerste overtocht naar de Oost dus niets van dit alles toevertrouwd.

Informatie te verkrijgen bij ARSIP

Bonnetjes

Wat Willem de Vlamingh allemaal precies op Batavia uitspookte en wat hij zoal vervoerde is ons niet helemaal duidelijk, maar uit een teruggevonden Onkostrekeningh kunnen we afleiden dat het schip in de tussentijd voor onderhoud naar het eiland Onrust is gebracht. 

 

Het eiland Onrust lag niet ver van de hoofdstad van Java en droeg die naam vanwege alle bedrijvigheid op dat eiland. Het was de plek waar schepen letterlijk opgekalefaterd werden (want kalefateren betekent dat de naden tussen de scheepsplanken waterdicht gemaakt werden).

 

Door deze bewaard gebleven onkostenbon weten we nu nog altijd exact wat er op 2 december 1689 aan het galjoot de Vergulde Vlamingh vertimmerd is (5). Blijkbaar zijn de naden dichtgesmeerd met een goedje dat ze harpuijs noemden, want er zijn twee vaten van gebruikt waarmee het galjoot een onderhoudsbeurt heeft gekregen. Harpuis wordt gemaakt van gekookte lijnzaadolie en hars, waardoor het goed vochtwerend is. Het sluit het hout niet helemaal op en het is een beetje elastisch zodat het mee rekt en krimpt met het hout.

 

Verder zijn er 9 planken in rekening gebracht (gesaagt uit twee dikke balken), een berg spijkers en wat zwavel. Plus het arbeijtsloon van 10 timmerlieden die zes dagen aan de reparatie gewerkt hebben. Wellicht moesten er verschillende planken vervangen worden. Alles bij elkaar kostte de bouwwerkzaamheden ruim 170 gulden (waarvan 60 voor arbeidsloon en de rest materiaalkosten). Willem de Vlamingh ondertekent de bon eigenhandig om te bevestigen dat zijn schip de bovenstaande reparatie heeft ondergaan. Opvallend is dat er van deze bon een tweede handgeschreven kopie is, die eveneens door Willem is ondertekend (6). Dus net als nu ging de administratie toen in veelvoud.

Bewaard door het Nationaal Archief in Den Haag

Verder is er daar op het eiland Java nog van alles ingeslagen voor de terugweg. Dat blijkt uit een andere rekening die nog altijd bewaard is gebleven van meer dan driehonderd jaar geleden! (7) Daaruit valt op te maken dat Willem de Vlamingh uijt de kleene winckel in Batavia verschillende dingen bestelde, zoals vlaggedoek, naijgaren, specerijen, peper, diverse aerdewerck in totaal voor ruim 67 gulden. Door den Equipaguemeester werden dingen gekocht als een copere ketel, 8 compas glasen, een planckenier en stutten.

 

Voor 56 gulden sloeg men niet nader gespecificeerde medicamenten in en van de dispenciers (de voorraadhouders) is er een hele waslijst aan boodschappen. Onder andere speck, Hollandse booter, franse wijn en azijn, lampolij, brandewijn en bier, waskaarsen, swarte suicker, gesuickerde tammerinde en zout - voor een bedrag van meer dan duizend gulden. Daarnaast werd er nog voor meer dan 200 gulden aan rijst, pinda’s (op zijn Indonesisch cadjang genaamd) en bonen aan boord gebracht. Alles bij elkaar in totaal een rekening van bijna 2500 gulden!

Nationaal Archief, 1.04.02, invoernummer 1457C, p.564

Vaarinstructie

Voor de terugreis kreeg Willem de Vlamingh wederom een specifieke vaarinstructie mee en ook die werden blijkbaar meerdere keren overgeschreven, want de tekst die wij overgeleverd hebben gekregen heet Authenticque copie (8).

 

De Vergulde Vlamingh was op 31 oktober aangekomen in Batavia en vertrok op 4 december 1689 weer richting het vaderland. Vlak voor vertrek - op 30 november - kreeg Willem zijn instructies van den gouverneur generael ende raden van Indien vanuit het kasteel te Batavia waar de bewindvoerders van de Verenigde Oost-Indische Compagnie zetelden.

 

In de instructie staat dat zij hun koers om vanaf het eiland in een gunstige passaatwint te geraken tot op de Zuyderbreete van 11.12.13 a 14 graden meest suijden dienen aan te wenden. Daarna wordt aangeraden ten minsten 80 a 90 mylen bovenlangs om Madagaskar heen te zeilen.

 

Aangezien men weet dat in die tijd van het jaar in de maanden maart off april, jae ook vroeger, er harde stormwinden tot ontwikkeling kunnen komen omtrent de hoogte van Mauritius (een eiland dat ten oosten van Madagaskar ligt), wordt de schipper aangeraden daar rekening mee te houden en de stuckies stevig vast te zetten. De stukkies, dat zijn de kanonnen die aan boord zijn!


In dezelfde lange instructie is ook nog sprake van een geslotene secrete brief, opgesteld door gouverneur Simon van der Stel van de Kaap. Deze geheime brief is speciaal bedoeld voor desen tyt des oorlogs met Vrankrijk, waar Nederland mee overhoop lag.

Nationaal Archief, 1.04.02, invoernummer 1457B, pag. 226

In die brief van de gouverneur staat dat er mogelijk buitengewoon veel schepen in de Tafelbaai bij Kaap de Goede Hoop liggen die misschien vijandelijke wesen konden, zodat het wellicht beter was om de caab voorby te zeylen en om (voor) de nodige verversching ‘t Eyland Fernando de Noronha aan te doen. Een eiland dat echter een flink eind om was, want het ligt voor de kust van Brazilië!

 

Maar ja, Willem kreeg als dringend advies mee om Sint Helena - dat veel centraler midden in de Atlantische Oceaan ligt - om redene te vermijden. Dat kwam omdat het eiland sinds 1645 weliswaar in handen van de Republiek was geweest, maar de Nederlanders daar in 1658 door de Engelsen alweer vandaan waren verdreven. Kortom, Sint Helena was in vijandelijke handen en kon maar beter niet aangedaan worden. 

 

Het is voor Willem de Vlamingh en zijn mannen te hopen dat zij gewoon de Kaap hebben kunnen aandoen. Het gunstig gelegen verversingsstation in de onderste punt van Afrika, dat niet voor niets de bijnaam “de goede hoop” kreeg. Per schip reizen tussen de thuishaven en het verre Oosten was een veel te lange reis om in één keer af te leggen. Onderweg was beslist een veilige haven nodig om vers voedsel en schoon drinkwater in te slaan. Heeft Willem de Vlamingh helemaal moeten doorvaren naar de verste oostpunt van Brazilië?

 

Welk verversingsstation men ook nam, daarna moest de Vergulde Vlamingh - om in een thuishaven van het vaderland te kunnen binnenlopen - volgens de meegekregen voorschriften uit Batavia agterom tusschen Fairhil en Litlant offwel tusschen Litlant en de eylanden van Fero doorzeilen. Zou hiermee bedoeld worden dat Willem - zoals wel vaker gebruikelijk was - boven langs Schotland (en de Faeröer eilanden) moest zeilen? Wanneer er vijandelijke schepen in het Kanaal lagen, kozen de Nederlanders graag voor deze omweg om een treffen te vermijden.

 

Mocht Willem toch per ongeluk andere schepen ontmoeten, zo luidt het vervolg van de instructie, dan moest hij erop bedacht zijn die ander niet nabij te komen, behalve als de schipper er zeker van kon zijn dat het geen vijanden waren. Men spoort iedereen aan om toch vooral voorzichtig te blijven en wenst hen den Zegen des Heeren toe. De instructie wordt hartelijk ondertekend met U Lieden vrunden vanuit het Batavia Casteel (8).

 

Nationaal Archief, 1.04.02, invoernummer 1457B, pag. 228

 

De klerken noteerden in het grote boek van het kasteel op 4 december 1689 (9) dat het schip de Vergulde Vlamingh Batavia verlaat om over de cabo naar het vaderland te zeilen, maar dat zal anders lopen...

Informatie te verkrijgen bij ARSIP

De terugreis

Dat schipper De Vlamingh er uiteindelijk voor gekozen heeft om verversingsstation Kaap de Goede Hoop toch links te laten liggen, blijkt uit het volgende krantenbericht. Want ja, lieve mensen, onze Willem staat opnieuw in de krant!! Dit keer met best een lang stuk, omdat hij voor de lezers bruikbare informatie meebrengt uit de Oost. In de Oprechte Haerlemsche Courant valt onder de kop “Amsterdam den 31 mei” te lezen:

 

Voor drie dagen is Schipper Vlaming met een Advys-Galjoot tot Hellevoetsluys ingelopen en gisteren alhier in persoon ingekomen: hij vertrock den 7 December des voorleden Jaers 1689 van Batavia, heeft aen de Caep de Bona Esperance niet aengeweest; doch vier a vyf schepen van verre aldaer in de baey konnen sien leggen, en daer onder een, dat wel een vremd maeksel scheen te syn: Hy komt het Canael of binnen door geseylt, brengt advysen dat 11 a 12 Retour-Schepen en een Galjoot met den eersten behalven de Na-schepen staen te repatriëren; dat van deselve 7 tot Batavia in lading lagen, en drie van Ceylon, een van de Kust van Coromandel en een van Bengale, stane te komen; dat mense (bedoeld wordt de mens Willem de Vlamingh) noemt, Nederlant, de Purmer, Slaeper, ‘s Lants Welvaren, Syon, Capelle, Pijlswaert, Schielant, Alckmaer, de Leck, den berg China ende een ander: In Indien stont het voor de Compagnie alles wel (10).

Geraadpleegd op Delpher 

Kortom, Willem komt terug in Nederland en doet uitgebreid verslag van het feit dat het met de Oost-Indische Compagnie in Batavia goed gaat. Ook noemt hij bij name een aantal schepen die hij onderweg in het Kanaal is tegengekomen en die binnenkort de Nederlandse havens zullen binnen lopen. Ons valt op dat Willem de Vlamingh zich blijkbaar niet bij de Retourvloot heeft aangesloten om voor de veiligheid samen met de rest door het gevaarlijke Kanaal te varen. 

 

Dat hij sowieso voor de snellere route door het Kanaal heeft gekozen is opmerkelijk. Het is gewaagd én tegen zijn instructies in! En klopt die informatie wel, want in de Amsterdamse courant van diezelfde dag staat dat Willem de Vlamingh keurig achter Engeland om is gevaren:

Amsterdamse courant, 01-06-1690, p. 2. Geraadpleegd op Delpher

Zo te lezen was Willem de Vlamingh in ieder geval wel precies volgens zijn instructies Kaap de Goede Hoop voorbij gezeild, omdat er blijkbaar verschillende vijandelijke schepen lagen (plus een vreemd maaksel, waarvan we ons afvragen wat voor boot dat dan wel geweest moet zijn?!). 

 

Aan de Kaap voorbij gaan betekent echter dat Willem hoogstwaarschijnlijk op de terugweg het eiland Fernando de Noronha als broodnodig verversingsstation heeft aangedaan. Dus wellicht zijn daar in de archieven nog sporen van hem terug te vinden???

 

Volgens de boeken van de VOC repatrieerde hij uiteindelijk op 28 mei 1690 in Goeree, in Zeeland dus. Volgens de krant was dat in Hellevoetsluis, die plaats ligt precies aan de andere kant van het Haringvliet. Om drie dagen later in Amsterdam te arriveren. Dat is het einde van zijn eerste reis voor de VOC.

Tweede reis?

Wat Willem begin jaren 90 deed weten we helaas niet. Al hebben we wel een hele intrigerende verwijzing gevonden. Of eigenlijk heeft Jan Bossenbroek dat voor ons gedaan. Op een middag in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam heeft deze enthousiaste vrijwilliger urenlang actief helpen meedenken en meezoeken om ALLES over Willem de Vlamingh in hun museum boven water te halen. Hij was dan ook degene die met een aanwijzing over ene Willem de Vlamingh kwam. Daarin werd Willem echter omschreven als een Vlissingsch kaperkapitein. Zou dat echt over onze Willem gaan??? 

Scheepvaartmuseum Amsterdam, in Nederlandse kapiteins - koopvaardij 1600-1700 door J.van Sluijs

Nu woonde er in de tijd dat onze Vlielandse Willem de Vlamingh leefde ook een schipper met de naam “Willem Vlaming” in Middelburg. Toen we echter lazen dat het schip van de kaperkapitein waar naar verwezen werd De Vlaming heette, besloten we deze aanwijzing toch serieus uit te pluizen. Want die Middelburgse schipper was meestal te vinden op een schip dat De Halve Maan genoemd werd. Bovendien speelde deze informatie in 1690 en we hebben net gezien dat "onze Willem" in mei van dat jaar in Goeree aankwam, uitgerekend in Zeeland dus! 

 

In het Scheepvaartmuseum, waar men echt alles over scheepvaart weet (en dan vooral ook uit de tijd van de VOC en Willem de Vlamingh), wisten ze ons te vertellen dat de titel “Vlissingsche kaperkapitein” niet betekent dat deze schipper in Vlissingen geboren moest zijn of dat het per se om een beroepspiraat zou gaan. De term houdt volgens hen in dat het om een schipper gaat die kaperbrieven uit Vlissingen op zak had en we weten van Willem de Vlamingh dat hij op zijn vorige tocht de expliciete opdracht van de VOC kreeg om buitenlandse schepen te enteren. Het zou dus heel goed zo hebben kunnen zijn dat Willem de Vlamingh - eenmaal teruggekeerd in het vaderland - met hetzelfde schip op een volgende reis is gestuurd, al dan niet door de VOC, met brieven uit Vlissingen op zak die hem toestemming gaven een vijandig schip te enteren.

 

Men maakte in die tijd verschil tussen kapers en piraten. Een kaper had van hogerhand toestemming om vijandelijke schepen te kapen en een piraat niet. De opbrengst moest dan ook met de opdrachtgever worden gedeeld. Michiel de Ruijter was ooit in het bezit van kaperbrieven en Piet Heijn heeft op deze manier de zilvervloot “gewonnen” (lees: gekaapt). Als de bewuste verwijzing over onze Willem gaat, dan bevindt hij zich in goed gezelschap. Dus we gingen naarstig op zoek om dit tot de bodem uit te zoeken! 

 

Uit de paar gevonden handgeschreven regeltjes bij het Amsterdamse Scheepvaartmuseum konden we opmaken dat het schip De Vlaming een Zweeds schip genaamd De Pauw had buitgemaakt.

 

Gelukkig kregen we nog meer hulp in het genoemde Scheepvaartmuseum en kwam een andere vrijwilliger, Dirk Stolp, ons de week daarna te hulp door de code te kraken. Res. Stat. Holl. 1691 4/2 p101 1690 3/3 verwees volgens hem naar de Resoluties van de Staten van Holland. Dus wij naar Den Haag en ja hoor, na een hele kar vol met mogelijke resoluties vonden we de juiste ingang (11)

Amsterdams Scheepvaartmuseum

Alleen waren de gebeurtenissen zo akelig en het beschreven gedrag van de kaperkapitein zo anders dan het beeld dat wij  door zijn hele leven heen van schipper Willem de Vlamingh van Vlieland krijgen, dat wij  oprecht geloven dat dit voorval NIET over onze Willem gaat (maar over de Willem Vlaming van Middelburg.

 

Wie zelf een oordeel wil vellen, leze hier een samenvatting van het voorval.

Daadwerkelijke tweede reis

Op zijn volgende tocht in 1694 werd de Vlielandse Willem de Vlamingh aangenomen door de VOC-kamer van Enkhuizen als schipper van de pinas de Merestein. Hoewel hij dit keer de rang van schipper kreeg, beurde hij nog maar slechts 66 gulden per maand. Daarbij maakte het niet uit dat Willem in die tijd al een man was met een belangrijke ervaring en bekwaamheid en bovendien een goede reputatie als schipper had (13).

 

Een gage van 66 gulden was bij de VOC namelijk gebruikelijk bij iemand die voor de Compagnie zijn eerste officiële reis als “schipper” maakte (en dus niet meer als “commanderend stuurman”). Meestal kreeg je bij de tweede reis als schipper dan 72 gulden en pas bij de derde reis het volledige bedrag van 80 gulden. Deze bedragen waren in 1740 nog precies hetzelfde als in 1650 (14). Opvallender is eigenlijk dat Willem de Vlamingh bij zijn tweede reis als schipper geen 72 gulden zal verdienen, want zijn volgende reis is die naar het Zuydland en dan krijgt hij direct het volledige bedrag van 80 gulden per maand!

 

Terug naar de Merestein. Dit schip was pas gebouwd en kwam net van de werf. Het was vrij groot, want er kon wel 250 man aan boord (15) en het had meer dan 800 ton laadvermogen. Volgens de Engelstalige auteur C.Halls hadden ze maar liefst 36 guns aan boord (16). Aan Willem de eer om deze pinas op haar eerste zeiltocht mee te nemen.

 

Volgens dezelfde C. Halls was er iets interessants aan de hand aan boord van de Merestein. Dit schip was een van de eerste met een destillatie apparaat om water te zuiveren. In 1692 werd de destilleerketel van de Amsterdammer Christiaan Nentwigh goed genoeg bevonden om op de VOC schepen geïnstalleerd te worden (17). Daarmee kon men van zout zeewater zoet drinkwater maken. 

 

Tot dan toe leste men aan boord de dorst met licht alcoholhoudend en ietwat bitter smakend bier, maar na een maand of drie was dit dunbier op en waren er alleen nog vaten met water aan boord. Tegen die tijd moest je dat water door gesloten tanden drinken, omdat het krioelde van de wormpjes! En het stonk inmiddels naar rotte eieren (doordat er zwavel vrijkwam op de plek waar het water een verbinding met het hout van de vaten aanging).

 

Een watermaker leek dus een welkome uitvinding en Willem was een van de eerste schippers die het ding uitprobeerde. Zo’n destilleerketel was nog vrij lastig te hanteren. Willem de Vlamingh heeft er zelfs instructielessen voor moeten volgen (18)

 

Informatie van de VOC-site

 

Op 7 januari 1694 vertrok de Merestein vanuit de rede van Texel richting Batavia met de zogenoemde Kerstvloot (19). Blijkbaar koos men opnieuw voor de omweg aghterom, bovenlangs Schotland, een route die men destijds vanwege oorlogen en piraterij in het Kanaal voor de veiligheid wel vaker nam. Alleen raakten ze onderweg alsnog verschillende keren in de problemen vanwege zware stormen met gevaar voor schip, lijf en leeven (20). Vooral de storm van 1 maart had zowel de mast als het touwwerk van de nieuwe pinas onbruikbaar gemaakt. Die dag raakte er ook een man over boord en verdronk (21).

 

Op zaterdag 27 maart 1694 belegde schipper Willem de Vlamingh daarom midden op zee een vergadering met zijn opperstuurman Michiel Bloem, plus de hoogbootsman en de onderkoopman. Op dat moment bevond de Merestein zich in het zicht van de zoute eijlanden (de Kaapverdische eilanden) en veel van het scheepsvolk lag nat en koud in hun kooi. Door het aanhoudende slechte weer waren er inmiddels in die korte tijd al veertien bemanningsleden gestorven! Noodgedwongen besloten ze tijdens die vergadering om het eiland Sint Tiago (Santiago, het grootste Kaapverdische eiland) aan te doen, voor scheepsreparatie en om de zieken de tijd te geven tot herstel.


Deze broodnodige rust op het eiland duurt tot 3 april. Daarna zeilde de Merestein verder naar het verversingsstation Kaap de Goede Hoop, waar ze een paar weken verbleven en waar toch nog acht zieke bemanningsleden werden vervangen.

Uiteindelijk bereikten ze op 13 september de rede van Batavia (22). In totaal bleken er tijdens deze heenreis maar liefst 31 doden te betreuren. Wat een slagveld, dat kunnen wij ons nu toch amper meer voorstellen! 

 

Uit de boeken van Batavia blijkt dat de Merestein in totaal met 210 zielen aan boord van het schip aankwam, meest alle gesont en goet volk. Deze 210 zielen bestonden uit 123 zeevarenden, 80 militairen, 3 vrouwen, 2 verstekelingen en 2 gewese slaven. De genoemde verstekelingen waren een vrouw en een jongen, die vermoedelijk tijdens een van de tussenstops stiekem aan boord waren gekropen. 

 

Ongeluckig, of droevigh verhaal van 't schip de Gouden Buys, 1695. Een Enkhuizer VOC-schip strandt bij zuidelijk Afrika. Ingeleid en van commentaar voorzien door Marieke van Gessel en Andrea Kieskamp (Amsterdam, Stichting Terra Incognita, 1995).

Helaas stelden de brieven die Willem de Vlamingh uit het vaderland meenam het VOC-bestuur in Batavia enigszins teleur, zo blijkt uit hun aantekeningen. Het postpakket bevatte een aantal dubbele bijlagen - dat zijn kopieën van brieven die men al had ontvangen via andere kapiteins. Dit dubbel versturen werd gedaan voor het geval er een schip verging en daarmee ook een deel van de correspondentie verloren raakte. Maar een afschrift der generale missieve van de hoge edele heeren principalen die men in Batavia verwachtte zat niet bij de overgeleverde papieren (23). Wel een briefje van goeverneur Van der Stel uit de Kaap, gedateerd op 1 juli, maar dat had niet veel om het lijf, want het bevatte niets dat nodig zij in desen aan te halen.

 

Elf dagen na aankomst werd het schip gelost (24). Als eerste haalde men 14 kisten met swaar gelt aan contanten van boord. In totaal meer dan 150.000 gulden! Daarnaast vervoerde de Merestein Spaans leer, lood, spijkers, harpuis, teer, pek en zeildoek; het merendeel materialen voor onderhoud en reparatie van boten dus. Bovendien bracht Willem de Vlamingh de nodige bier, wijn en brandewijn naar Batavia.

 

Al deze goederen kwamen vanuit Nederland, maar in de Kaap waren ook spullen aan boord geladen, onder andere gesorteerde tuinzaden en lood van het gestrande schip de Gouden Buijs (25).

 

Op 10 november (26) werd er een biddag gehouden waarin men God bedankte voor sijne bewesene weldaden aan de compagnie en een behouden vaart afsmeekte voor de retourvloot die binnenkort naar de havenen onses lieven vaderlants zal vertrekken. Op 17 november (27) was er een afscheidsmaal in het huis van de gouverneur met alle acht schippers van de retourschepen en dus ook met Willem de Vlamingh.

 

Vroeg in de morgen van 2 december 1694 vertrok de retourvloot (28) onder commando van Reijnier de Vos weer uit Batavia met bestemming de patria. De buiken van de schepen volgeladen met allerhande lappen stof en specerijen. Wederom ververste men in Kaap de Goede Hoop (van 27 februari 1695 tot 18 april 1695).

 

Op 23 augustus 1695 was Willem met de Merestein terug in Nederland. Daarbij kwam Willem zelfs anoniem in de krant! Wie de Oprechte Haerlemsche Courant van 23 augustus 1695 openslaat leest zoiets als:

Amsterdam 22 Augustus. 

Gisteravond omtrent half 10 uur kwam bij de Edele Heren Bewindhebbers van de Oost-Indische Compagnie het gewenste bericht door een brief, die gisterenochtend geschreven was ter hoogte van Petten door de schipper van het schip de Merestein (en dat is onze Willem!).

In die brief schreef hij dat er 15 schepen vanuit Oost-Indië veilig voor onze kust waren verschenen. Acht hiervan waren op 2 november 1694 uit Batavia vertrokken, te weten:

voor de VOC Kamer van Amsterdam de Koning William en de 3 Kroonen;

voor die van Zeeland de Vosmeer en 's Lants Welvaren;

voor de Kamer van Delft het Huys te Loo;

voor de Kamer van Hoorn de Crab;

voor de Kamer van Rotterdam Waddinxveen; 

en de Merestein voor de Kamer van Enkhuizen.

Het schip de Berkel vertrok later, maar sloot in de Kaap aan, waar ook de IJsselmunde, de Meijdrecht, de Maes en de Moer-Capel (die uit Ceylon en Cormandel kwamen) aansloten. Onderweg naar huis sloten toen ook nog de schepen de Spiegel en het Huys te Duynen aan die later uit Batavia waren vertrokken. Men hoopte op bevestiging dat zij binnen waren gelopen en dat bericht stond twee dagen later in de krant:

Amsterdam 24 Augustus: Men heeft bericht dat de Oost-Indische retourschepen de Spiegel, de Berkel, de Merestein en Meijdrecht maandag behouden in Texel zijn aangekomen en de rest van de vloot is gisterenochtend voor Goeree gearriveerd en wellicht daar de haven binnengegaan.

Het hele verhaal staat óók in de Amsterdamse Courant

Alle kranten zijn altijd te vinden via Delpher!

Hoewel deze grote retourvloot van maar liefst 15 schepen onder commando stond van Reijnier de Vos, was het opvallend genoeg Willem de Vlamingh die de brief schreef waar in Amsterdam zo reikhalzend naar werd uitgekeken. 

 

Uiteindelijk bleek vier maanden later dat er rond de tijd dat Willem die brief schreef een probleem met de lading van zijn schip was gerezen (29). In een door ons teruggevonden akte lezen we over het Oost-Indisch schip Meersteijn daar schipper op was Willem de Vlamingh en dat eerder in desen jaare hier te Lande gearriveert was. Wat was er gebeurd? Er staat dat voor ofte op de hoogte van Petten eenig goed (enkele goederen) soude syn gelost, aldaar aan land gebragt en die goederen blijken inmiddels weggeraakt ende vermist te wesen. Bij het lossen in Petten zijn dus spullen kwijtgeraakt. Daarom stonden de VOC  nu een proces ende kosten te duchten. Om dat te voorkomen gingen de beide partijen om de tafel, onder bemiddeling van de Heer Albert Roos raad ende schepen te Enkhuijsen.

 

Besloten werd dat aan de gedupeerden binnen zes weken een bedrag van maar liefst 5800 gulden in contanten moest worden uitbetaald om de geleden schade te dekken. Daar Willem de Vlamingh als schipper de hoofdverantwoordelijke was voor alles wat er op het schip gebeurde, werd hij er wellicht op aangekeken dat er opeens goederen miste, maar er staat niet bij of hij ook een deel van dit bedrag uit eigen zak moest bijleggen. Hij was er wel bij om de akte te ondertekenen.

Handtekening van Willem de Vlamingh op 23 december 1605 bij notaris Michiel Servaes in Amsterdam

Ondanks dit akkefietje kreeg Willem de Vlamingh toch de opdracht om op expeditie naar het Groote Zuydland te gaan. Zijn zoon Cornelis nam hij daarbij mee als derde waak (onderstuurman). Ze vertrokken op 3 mei 1696. 

 

Op die reis met de Geelvinck en nog twee andere schepen (‘t Weseltje en de Nijptangh) waar Willem commandeur over was, kwamen al zijn talenten bijeen: zijn lust om landen te ontdekken en namen te geven, zijn passie voor avontuur en zijn gedrevenheid om kustgebieden goed in kaart te brengen. Willem de Vlamingh was de juiste man voor deze taak.