BEGIN VAN DE REIS

En dan kan de grote reis eindelijk aanvangen. We weten redelijk goed wat de expeditieleden van dag tot dag meemaakten op hun ontdekkingstocht, want zij hielden - net als alle andere schippers - dagelijks een logboek bij. Aangekomen bij het eerste verversingspunt in de Kaap werden de drie scheepsjournaals van de Geelvinck, de Nijptangh en ‘t Weseltje door klerken overgeschreven en naar Amsterdam opgestuurd (1). Hetzelfde gebeurde met het vervolg van de reis direct na aankomst in Batavia. Zo kon het gebeuren dat de informatie over het Groote Zuydland de heren in Amsterdam eerder bereikten dan de expeditieleden zelf, die door de VOC eerst nog op een andere tocht gestuurd werden voordat ze na hun avontuurlijke reis naar het vaderland mochten terugkeren.

 

De originele logboeken zijn helaas niet bewaard gebleven en ook de journaals van de Nijptangh en ‘t Weseltje tussen de Kaap en Batavia zijn niet meer terug te vinden. Tot onze grote vreugde beschikt ons geweldige - en internationaal alom gewaardeerde - Nationaal Archief te Den Haag echter wel nog altijd over de kopie, die in Batavia van het logboek van Willem de Vlamingh is gemaakt en die hij daar op het kasteel eigenhandig ondertekende (2)

 

Dus samenvattend hebben we kopieën van de logboeken van alle drie de schepen tussen Texel en Kaap de Goede Hoop en alleen van de Geelvinck over het vervolg van de reis tussen de Kaap via het Zuydland naar Batavia.

Uit deze bewaarde kopieën kunnen we concluderen dat de oorspronkelijke dagboeken tekeningen bevatten die door Willem zelf gemaakt waren, want deze zijn overgenomen door de kopiist. Zo vinden we profieltekeningen van kusten in het ene logboek en heeft de klerk van het andere logboek een vrolijke driemaster nagetekend. We nemen aan dat ook Willem op precies dezelfde plek in zijn oorspronkelijke journaal een groot schip met een anker en een mannetje had vervaardigd :-)

 

Dat was op vrijdag 18 mei 1696 rond zonsondergang, omdat ze een zeil ten Oosten van ons zagen.

Het andere symbool op die bladzijde zien we regelmatig terugkeren in het logboek: een dik kruis, zodat in één oogopslag te zien is dat er op die dag iemand aan boord is gestorven. In totaal zijn er op de drie schepen van deze ontdekkingsreis - als wij goed geteld hebben - precies dertig bemanningsleden omgekomen in krap een jaar tijd (van vertrek uit Texel op 3 mei 1696 tot aankomst in Batavia op 21 maart 1697). Er staat de mannen dus een gevaarlijke tocht te wachten! 

Het gebroken Eiland is hier te vinden en de beide andere afbeeldingen staan op deze bladzijde in het logboek van de Geelvinck,

Nationaal Archief: 1.04.02, inventarisnummer 560 (pagina 23) en inventarisnummer 1587, pagina 598 (= p622 in zoekmachine)

Voor Pampus

Voorbeeld van een scheepskameel

Vlak voor vertrek raakte de Nijptangh al in de problemen. De schepen waren op een werf in Amsterdam gemaakt. Maar tussen de hoofdstad en de zee zat in die tijd nog een ondiepe geul in het IJ, het alom beruchte obstakel Pampus. Blijkbaar was de hoeker te zwaar beladen, want op 21 april 1696 probeerde schipper Collaert het schip alvast van de haven van Amsterdam naar de rede van Texel te zeilen, maar hij kwam met de Nijptangh vast te zitten op Pampus. Waarschijnlijk was hij te gehaast om netjes te wachten totdat de zogenaamde scheepskamelen zijn schip over de ondiepten zouden dragen. Dat waren een soort drijvende droogdokken die speciaal voor Amsterdam waren uitgevonden in 1680 om schepen veilig de haven in en uit te brengen. Meestal moest men vanwege de drukte wel een paar dagen op hun hulp wachten. Daar komt onze uitdrukking “voor Pampus liggen” vandaan. Zo te zien had Gerrit Collaert niet willen wachten. Hij had het op eigen kracht geprobeerd en was met de Nijptangh vast komen te zitten.

 

Eerst werd toen het zware goed aan boord van de hoeker overgebracht in een daartoe bestemde lichter. Er werkten wel twintig lichters in Amsterdam. Eentje daarvan was zoals we zagen van de vader van Willempie, die als lichterman zijn eigen schip had. Nadat de Nijptangh lichter was gemaakt, kwamen Marker vissers met een bun het schip lostrekken. Uiteindelijk kon de Nijptangh pas op 25 april zijn koers richting de rede van Texel weer voortzetten. Daar voegde de hoeker zich bij de twee andere schepen die al voor vertrek lagen te wachten. Omdat de wind tot dan toe in de verkeerde hoek had gezeten, liep de hele onderneming door het vastlopen van de hoeker geen vertraging op.

 

De zware spullen werden weer terug aan boord gebracht en ook laadde men de laatste goederen in, zoals vers drinkwater. Een deel van de bemanning werd eveneens pas in de laatste dagen voor vertrek met een stel kagerschepen vanaf de Schreierstoren in Amsterdam naar de klaarliggende vloot bij Oudeschild overgevaren.

Een kaag (foto via Zuiderzeemuseum)

Vertrek

Op 3 mei 1696 begint de reis vanaf de rede van Texel pas echt. Opvallend genoeg staat in het logboek dat Willem de Vlamingh bijhoudt, dat zijn vrouw Willempie en kinderen tot de dag van vertrek nog aan boord zijn geweest. Die donderdagochtend komt er een schuit langszij met commandeur Barent Vockes om de bemanning van de Geelvinck een behouden vaart te wensen. Wanneer de man weer vertrekt neemt hij ook mijn huijsvrouw en kinderen dien nogh aen ons boort waren mee naar het vaste land. 

 

Het heeft iets heel intiems om te weten dat het afscheid op het dek van het schip de Geelvinck geschiedde. Naast Willempie denken wij dat in ieder geval de 25-jarige Evertje aanwezig was en het nakomertje Aefje, die pas 8 jaren telde. Zouden dit de enige twee kinderen zijn geweest? Of leefden in die periode Trijntje, Hessel en Pietje nog, in dat geval respectievelijk 21, 20 en 16 jaar oud? Allen die er waren namen ook afscheid van Cornelis, die als derde waak (soort onderstuurman) aan boord bij zijn vader op de Geelvinck achterbleef (3).

De uitloop van de schepen ging niet onopgemerkt voorbij. Er staat zelfs een regeltje over hen in de Oprechte Haerlemsche Courant van 3 mei 1696: Met de Groenlandse Vloot sullen 3 Schepen na (naar) het Zuytlant, een naar Ceylon en eenige naer Curassou uytlopen.

Vind alles via Delpher

Tesamen met een grote vloot andere schepen zeilen ze het Marsdiep uit. In het logboek dat een van de andere schippers bijhoudt, staat dit grote evenement uitgebreid beschreven. Op de eerste bladzijde van het logboek van het schip de Berkel dat als bestemming Ceylon heeft schrijft schipper Leendert van Deijl dat ze 's ochtends al om vijf uur het anker lichten op de rede van Den Helder en met een zuidenwind vertrekken. De vloot bestaat uit maar liefst 180 schepen! Daarvan willen er 130 naar Groenland en 50 naar Londen, New Castle en Hull. Ze varen letterlijk uit met vlag en wimpel. Naast de twee schippers die de wimpel voeren, worden van al die schepen verder alleen de expeditieleden naar het Zuidland bij name genoemd. Zodoende komen we de naam van Willem de Vlamingh in dit logboek tegen.

 Nationaal archief te Den Haag: 1.04.02, inventarisnummer 5059, pagina 3

Hier staat te lezen:

Meij 3. Des Morgens omtrent de Clocke 5 uren Lighten wij in Godes naam ons Ancker van de helders rede met een Zuijdlijcke Lugie om onse reijs in de name Gods voort te setten naer de Caap de Goede Hoop, en van daar naar Ceijlon waaren in Compagnij van omtrent de 180 Zeylen waarvan 130 Groenlandvaerders en 50 die soo naar Londen Nieuw Kasteel en Hul wilden onse Convoijers waaren de Cappiteins genaamt Franscois De Huibert voerende de Wimpel van de groote Stengh en Laurens Lieuwkens de Wimpel van de Voorstengh s Comps bodems bestond in viere te weten De Berkel naar Ceijlon daar op Commandeert Leendert Van Deijl, het Jacht de Geelvinck Willem De Vlaamingh de Hoecker de Nijptangh Gerrit Coollaart het galjootie de Weesel Lourens Zeeman sijnde alle drie gedistineert naart Zuyd-Lande geraakte ontrent smorgens ten 9 Uren in Zoo Godt verleend ons een Voorspoedige behouden Reijs voors dien geheele dagh en nagt de wint vant ZZW tot ZW ten Westen met een rappe branseijls Coelte continueerde tot den dage

Het is leuk om te bedenken dat de genoemde 130 Groenlandvaarders oud collega’s van Willem zijn die op walvisjacht zullen gaan.

 

Te midden van de grote groepen die naar Groenland en Engeland zullen varen zijn nog drie andere schepen die - net als onze ontdekkingsreizigers - naar het zuiden willen: de Berkel, de Winthont en de Maria. Deze zes schepen wenden hun steven na vertrek echter niet richting het zuiden, maar zetten koers naar het noorden en varen een stukje met de Groenlandvaarders mee. Omdat Nederland op dat moment in oorlog is met Frankrijk durven ze namelijk de route door het kanaal niet te riskeren en kiest men wederom voor de flinke omweg om de noordkant van Schotland heen. 


Op 8 mei gaan de Groenlandvaarders hun eigen weg  nog verder naar het noorden en blijven de drie expeditie-schepen samen met de Berkel, de Winthont en de Maria over.

Walvisvaarders wachten bij Texel op goede wind (gemaakt door de geweldige maritieme kunstenaar ARNOLD DE LANGE)

Op 12 mei passeert deze kleine vloot van schepen de Faeröer-eilanden en de volgende dag bereiken ze het Noordelijkste punt van hun reis. De drie Indiëvaarders blijven toch nog een tijd lang in de buurt van de expeditieleden. Zo meldt de schipper van de Berkel op 17 mei dat hij de Geelvinck ziet en naar ze toe zeilt. Op 24 mei missen ze de andere schepen weer, behalve de Maria. Op 3 juni noteert hij in de kantlijn dat ze de Geelvinck, Nijptangh en het galjoot weer missen die wij des middaghs noch gesien hadden. Dus ze zijn ongeveer een maand redelijk dicht bij elkaar gebleven, maar uiteindelijk blijven de expeditieleden met zijn drieën over.

Nationaal archief te Den Haag: 1.04.02, inventarisnummer 5059, pagina 15

Rechtbank

Op 9 juli vindt er op de Geelvinck een incident plaats (4). Een zogenaamde adelborst (dat is een jonge edelman die tot officier wordt opgeleid) krijgt van de kwartiermeester te horen dat hij niet meer aan de pomp mag zitten. Waarschijnlijk wilde de jongen iets drinken, want kwartiermeesters gaan over de voedselverstrekking aan boord. 

 

De adelborst luistert niet en er ontstaat een ruzie waarbij de jongeman de kwartiermeester in het gezicht slaat met zijn boek - het Evangelium waarin hij zat te lezen. Door de slag met deze bijbel is het gezicht van de kwartiermeester dusdanig gequetzt (gekwetst) dat die het hogerop zoekt.


Bij dit soort incidenten werd er een scheepsraad bijeengeroepen, samengesteld uit de zes belangrijkste mannen aan boord, met Willem de Vlamingh als president. Zij vormden een soort rechtbank. Omdat de adelborst in het verleden nooit eerder problemen had gegeven, kreeg hij een gnadigh oordeel: de jongen ontving van alle officieren 3 slagen voor de Mast en daarna moest hij ook nog bedanken voor deze genadige straf! De rechters spraken dit oordeel naar eigen zeggen uit om aan boord de vrede te behouden. Willem was een van de mannen die de uitspraak ondertekende. Dat hij liever een helmstok dan een pen in zijn handen hield, valt op te maken uit zijn onvaste handtekening.

Zie het Grootboek en Journaal van de Geelvink (Nationaal Archief te Den Haag, 1.04.02 - 5435)

Drie weken eerder was er ook al een scheepsraad gehouden. De koksmaat, ene Jan Andrez van Amsterdam, deed zijn werk niet naar behoren en werd gedegradeerd tot soldaat. Men was op die bewuste 17 juni 1696 al ruim zes weken onderweg en blijkbaar waren er klachten over zijn functioneren. Een van de andere soldaten werd daarna aangesteld als nieuwe koksmaat en ging direct flink in salaris omhoog (van 9 naar 14 gulden per maand) (5).

Tristan da Cunha

Onderweg naar het zuiden raakte de Nijptangh op 9 juli het contact met de twee andere boten van de expeditie kwijt. In de brieven die later vanuit de Kaap naar de heren in Amsterdam zijn gezonden, kunnen we lezen wat er met de verschillende schepen gebeurde.

 

In de registers van de VOC staat opgetekend dat de Nijptangh gescheiden raakte van sijne mackers, maar dat schipper Gerrit Collaert het eijland tristan d’acunha toch had willen aendoen omdat hij vanuit Nederland die instructie had meegekregen. De Nijptangh bereikte de eilandengroep al op 12 augustus. Daar lukte het hen echter niet om voet aan land te zetten, omdat zij geen ankergrond conden vinden, hoewel zij volgens de dagregisters die op het grote VOC-kasteel in Kaap de Goede Hoop werden bijgehouden wel heel dicht onder ‘t land waren geweest. Vanwege de groote valwinden en het regenachtige mistige weer, moesten zij op 16 augustus het geseijde eijland vrugteloos weeder verlaaten (6).

 

De schepen zijn elkaar op een haar na misgelopen, want een dag later kwamen de Geelvinck en ‘t Weseltje aanzeilen bij de eilandengroep. Net als de bemanning van de Nijptangh slaagden ook zij er in eerste instantie niet in om een goede ankerplaats te vinden. De volgende dag echter ging Willem de Vlamingh zelf mee in de sloepen en hem lukte het wel! 

Deel van de Tristan da Cunha-eilanden zoals getekend in het logboek van Willem de Vlamingh (Nationaal Archief te Den Haag, 1.04.02, inventarisnummer 5060, scannr. 12)

 

Het waagstuk werd op 19 augustus door hem persoonlijk ondernomen, en al roeiend langs de wal vonden ze een hol in het gebergte, de figuur hebbende van een vervallen stadspoort. Daar legden ze de sloep aan vast en aldus konden de mannen aan land klimmen. 

 

Het groepje onderzoekers trof slechts een bar eijland met enkel wat helm of lang gras waartussen een onbekend kruid groeide. Het eiland had steile klippen, die booven met hooge boomen sijn bewassen. Maar de klippen leken niet toegankelijk en daardoor was het voor hen geen doen om daar wat brandhout vandaan te halen.

 

Wel vonden ze zoet water en een seer groot meenigte van peguwijns. Pinguïns dus, die zo mak waren dat ze zich met de hand lieten vangen. Ook was de zee om deze eilanden zeer visrijk en kon men er naar hun mening veilig omheen varen, omdat er geen clippen, riffen nog droogtens leggen, maar het water daarentegen ruijm en schoon is. 


Willem stelt voor dat de VOC in de soomertijd nog maar eens een ander schip moest laten terugkomen voor nader ontdecking, want de expeditieleden hadden nu guure westewinden, reegen en vogtighijd. Bovendien kon hij niet langer blijven omdat sijn bestemden tijd voor sijn aencomste aldaar al was verscheenen. Ze haasten zich naar verversingsstation Kaap de Goede Hoop toe. Geen dag te vroeg, want door de slechte weersomstandigheden en het gebrek aan vers voedsel waren er ondertussen veel zieken aan boord.

Zieken aan boord

Van de tocht tussen Texel en de Kaap beschikken we over maar liefst twee cahiers met zieken, bijgehouden door de artsen aan boord (7).

Uit deze beide geschriften kunnen we leren dat de bemanningsleden onderweg last hadden van allerlei verschillende klachten en ook over het toenmalige medicijngebruik. Zo klaagt de watermaker al elf maanden over dysenterie en krijgt de ondertimmerman plotseling een hartvangh. De goede man valt zomaar ineens achterover. Vlugzout mag niet meer baten, de timmerman is morsdood. 

 

Na een tijdje op zee kregen ze allen last van scheurbuik. Eentje komt met een stinkende mond en zwart verrot tandvlees, die mag spoelen met brandewijn. Vooral de mannen die geen warme kleren hadden gekregen van de zogenaamde zielverkopers (zie het hoofdstuk Voor de reis) werden nu flink verkouden door het natte koude weer.


Voor kolieken gebruikte de artsen elixers en bij de schoenmaker laat men zes ons bloed aftappen. De meeste zieken krijgen een zacht gekookt eitje en een glaesie seck als medicijn.

Zie Nationaal Archief 1.04.02 inventarisnummer 5060, pag. 26: Journael gehouden nopende de siecken en patieenten voorgekommen op de Reijse van Texel tot aen de Caep de Goede Hoop onder handen van meij Gerrardt Hardenbergh oppermeester op 't schip de Geelvinck gecommandeert door Commandeur Willem de Vlamingh (1696)

Zie Nationaal Archief 1.04.02 inventarisnummer 5062, pag.37:  Copia van t daghregister gehouden door den opperchurigijn op Hoecker scheepie de Neijptangh

Nog een voorbeeld van een typisch geval aan boord: De chirurgijn wordt bij een matroos uit Lübeck geroepen, die klaagt over pijne in ‘t hooft en armen en beenen. Daarvoor laat de dokter hem eerst zweten door de jongen een bepaald middel toe te dienen. De volgende ochtend voelt de matroos zich alweer een stuk beter, maar tegen de nacht groeide de pijn weer aan. Daarop vraagt de arts hem of hij ook bij “onreine vrouwen” was geweest, maar dat heeft de jongen volgens de medicus niet willen bekennen. Uiteindelijk blijft de zieke matroos in zijn kooi liggen zonder spreeken totdat hij is overleeden. Toen de dokter hem daarna uitkleedde, vond hij aen sijn proputieum (preputium is nog steeds het deftige woord voor voorhuid) een wenigh geele en groenachtige materie. De chirurgijn concludeerde dat de doodsoorzaak weldegelijk een geslachtsziekte is geweest, iets wat de matroos egter noijt heeft willen bekent maecken.

 

Wil nog vermeld worden, dat zowel schipper Willem als zijn zoon Cornelis niet door de chirurgijn behandeld lijken te zijn tijdens het eerste deel van de reis tussen Texel en de Kaap. Ook komen ze niet in de lijst met bemanningsleden voor die aan scheurbuik leden. Wellicht was het eten in de kajuit net iets beter dan dat voor de rest van de bemanning.

 

De naam van Cornelis de Vlamingh komt wel voor in het rijtje van mannen die een bonus kregen. Hij zag Kaap de Goede Hoop als eerste liggen en ontving daarvoor 6 Spaanse realen (8). Gezagvoerders loofden deze beloningen uit zodat iedereen aan boord hielp meekijken en ze op zee niet zomaar aan land voorbij zeilden.

Zie Nationaal Archief te Den Haag. Onder VOC: 1.04.02, inventarisnummer: 1587, pagina 518, (= scan 530).

Daar op de bladzijde van de bijgehouden consumptiebonnen van de VOC staat dat er 6 Spaanse realen uitgekeerd zijn Aan de derde waak Cornelis De Vlaming als voorens om dat t land van Cabo eerst gesien heeft. Grappig genoeg staat er in de Scheepssoldijboeken van diezelfde VOC dat op 5 September aen de derde waeck Cornelis de Vlamingh van Vlielandt maar 5 realen zijn gegeven tot een Primo voor 't sien van 't Landt van de Caep de Goede Hoope. Hoeveel zou het nou geweest zijn? Volgens deze laatste tekst was het in ieder geval de waarde van 50 stuivers (dat is 2,50 gulden).

Nationaal Archief in Den Haag, 1.04.02, inventarisnummer 5435, scan 401

Maak jouw eigen website met JouwWeb