HET ZUYDLAND

Op weg naar het zuiden komt onze kleine vloot zoals verwacht twee eilanden tegen - St. Paulus en St. Petrus - die van 28 november tot 5 december 1696 conform hun instructie aan een grondige inspectie worden onderworpen.

Daarmee is Willem de Vlamingh volgens professor Hacquebord de eerste mens die voet aan wal zette op deze eilanden!

Postzegel uit 2017 en contourschetsen gemaakt door Victor Victorszoon tijdens de reis

De eilanden heetten oorspronkelijk Sint Petrus en Sint Paulus, maar een of andere Hollander herdoopte het eiland Sint Petrus in "het Amsterdam eiland" - hoe arrogant én verwarrend!

Het is een leuke gedachte dat Willem de Vlamingh de eerste mens was die ooit deze eilanden betrad, maar wij betwijfelen  of het waar is, want ook commandant Hendrick Pronk had - zoals we op een eerdere pagina konden zien - de opdracht gekregen om die eilanden op schipbreukelingen te onderzoeken (maar misschien is daarbij niemand aan land gegaan en dus gunnen we Willem de Vlamingh de primeur).

 

Als commandeur laat hij gerst en erwten op de eilanden planten voor eventuele toekomstige schipbreukelingen. Daarnaast plaatsen ze een tinnen bord op een paal in de grond met de tekst dat zij aan land geweest zijn en nu verder varen op zoek naar het grote onbekende Zuyd Land.

Rattennest

T Eijlant T Rottenest in kaart gebracht tijdens deze tocht van Willem de Vlamingh

Op 5 december zeilen de drie schepen verder en in de laatste dagen van het jaar krijgen ze eindelijk hun eindbestemming in zicht, daervoor Godt inde hemel zij gedankt voor behouwen rijs. Er hangt een verschrikkelijk mist, dus ze kunnen niet aan wal gaan. Wanneer de mist de volgende dag is opgetrokken, ziet men dat ze niet voor de kust van het Zuydland dobberen, maar voor een eiland dat vlak voor het huidige Australië ligt.

Een plek die ze vanwege de dichte mist eerst Mistland noemen, maar dat al snel Rattennest Eiland (Rottnest Island) zal gaan heten naar de vele grote “ratten” die er rondlopen. Tegenwoordig weten we dat deze beesten zo groot als katten helemaal geen ratten zijn, maar quokka’s, een soort dwergkangoeroes.

Foto van Jan Houter van het monument voor Willem de Vlamingh op Rottnest Island

Het Zuydland

In de eerste dagen van het jaar 1697 bereiken ze dan eindelijk het Groote Zuydland. Men voelt zich er meteen thuis, want de kust bestaat uit ruig groeiende zandheuvels, die de vorm hebben van Vlielands duinen. Maar als ze aan land gaan, valt de onherbergzaamheid van het gebied hen bar tegen. 

 

Op de plek waar ze aankomen, bevindt zich de monding van een grote rivier. In eerste instantie wordt deze stroom de Witsenrivier genoemd, maar al snel wordt hij omgedoopt tot Swarte Swaene Revier (tegenwoordig: Swan River), omdat het vergeven is van de zwanen. En niet zomaar zwanen dus. Het zijn zwarte exemplaren. Een ontdekking die de wereld op zijn grondvesten zou doen schudden. Men had tot dan toe altijd aangenomen dat alle zwanen wit waren, aangezien de mensheid in het westen enkel die soort kende. Het was zelfs zo, dat als iets een vaststaand feit was, je kon zeggen “zwanen zijn wit” in de zin van punt-uit, einde discussie.

De ontdekking van zwarte zwanen

Een wereldschokkende gebeurtenis!!

Met een zwarte zwaan wordt in de economie een onverwachte gebeurtenis aangeduid, een gebeurtenis die niemand van tevoren heeft zien aankomen of voorspeld.

John Gerrard Keulemans, 1869

Op 5 januari gaan een aantal expeditieleden met een groep van maar liefst 80 soldaten gewapend met geweren aan land (1). Ze volgen de oever van de Zwanenrivier, overnachten die avond aan de vaste wal en keren dan weer terug naar hun schepen. Een aantal mannen eten van een vrucht die een beetje lijkt op de Nederlandse bruine boon, maar behoorlijk giftig is. Opperchirurgijn Torst en vijf anderen hebben ervan geproefd. Achteraf weten we dat het de noot was van de Zamia palm. Na 3 uur braken waren de slachtoffers meer dood dan levend, maar gelukkig overleefden ze het allemaal.

Op 9 januari besloot men met roeiboten de rivier op te varen. Willem de Vlaming en een aantal andere expeditieleden voeren de rivier op in sloepen. Ze ontdekten wel sporen van voetstappen, een vervallen hut en resten van een gedoofd kampvuurtje, maar de verkenners zagen nergens mensen en dat viel behoorlijk tegen. Men had namelijk gehoopt rijke steden te vinden - zoals op Java - waarmee handel te drijven viel. In plaats daarvan troffen ze een leeg en verlaten land aan vol rotsen en dorre struiken. Vreemd genoeg zelfs geen kangoeroes, waar Australië nu zo bekend om is. Er leek niets te halen.

De VOC wilde dat de expeditieleden tien breedtegraden van het Groote Zuydland zouden onderzoeken en in kaart brengen. Deze belangrijke taak heeft Willem de Vlamingh zeer nauwgezet laten uitvoeren. De kust is ingetekend op een zeekaart, er zijn aquarellen gemaakt door Victor Victorszoon, de diepte van de zeebodem is overal gepeild en iedere dag roeide men met sloepen naar de kust om op verkenning te gaan. Bovendien lieten ze elk half uur een kanon afgaan om eventuele schipbreukelingen te laten weten dat zij er waren.

Er zijn mensen die beweren dat juist deze kanonschoten ervoor gezorgd hebben dat men geen oorspronkelijke bewoners tegenkwamen. De gehele reis zagen ze in ieder geval niemand, op één keer na. Op 23 januari meldden de landverkenners dat zij vanuit hun sloep maar liefst tien oerbewoners op het strand hadden gezien. Helaas stond er een te stevige branding, zodat de Nederlanders op dat moment niet aan land konden komen. Dat lukte pas een mijl verderop, maar tegen de tijd dat de expeditieleden bij de plek aankwamen, was van de inwoners van het Zuydland geen spoor meer te bekennen. 

 

De verkenners hadden ze van een afstandje wel goed bekeken. Gerrit Collaert (de kapitein van de Nijptangh) beschrijft de Aboriginals als volgt: Het zijn de armzaligste mensen van de wereld, ze lijken op apen, zijn lang en recht van lijf, heel dun, hebben lange ledematen, grote hoofden met een rond voorhoofd en enorme wenkbrauwen. Hun oogleden zijn altijd halfgesloten om de vliegen uit hun ogen te weren. Grote botte neuzen en wijde monden met dikke volle lippen. Daarnaast hebben ze ook nog stijf rechtopstaand haar en een roetkleurige huid, akelig beschilderd. Willem de Vlamingh stelt in zijn logboek feitelijker dat men rapporteerde 10 menschen gesien te hebben, heel naeckt en swart sonder eenighe geweeren.

 

Het was de bedoeling geweest om er eentje te vangen. Zo schreef hun opdrachtgever Nicolaes Witsen in een brief van 12 maart 1696 aan zijn vriend Gijsbert Cuper over de onderneming naar het Zuydland: ik heb reets bevel gegeven om ist mogelijk een Suytlander vat te krijgen en herwaerts over te brengen. Dit is nooit gelukt. 

Dirk Hartogseiland

Op 30 januari herkennen de expeditieleden “Houtman’s Abrolhos”, de plek waar Dirk Hartog ooit voet aan wal zette, (waarschijnlijk van beschrijvingen en tekeningen die men had meegekregen). Frederik Houtman was de stuurman van de Eendracht en Abrolhos betekent zoveel als “Houd je ogen open” (van het Spaanse abre voor openen en ojos voor ogen). Deze waarschuwing aan de stuurman was niet voor niets. Er waren daar op die plek veel gevaarlijke riffen.

Dirk Hartogs eiland in kaart gebracht tijdens deze tocht van Willem de Vlamingh

De dappere expeditieleden, waaronder Willem zelf, gingen ook hier aan land. Michiel Bloem, de opperstuurman van de Geelvinck, beklom een heuvel voor beter uitzicht en vond een half vergane paal met daaronder een afgevallen bord. Het bleek de tinnen schotel die Dirk Hartog en zijn mannen daar tachtig jaar eerder hadden achtergelaten! Een unieke vondst. Vervolgens liet Willem de Vlamingh een eigen gegraveerde schotel achter op diezelfde plaats en nam het bord van Dirk Hartog met zich mee aan boord. Tegenwoordig is deze tinnen plaat van Dirk Hartog te bezichtigen in het Rijksmuseum te Amsterdam.

Op het nieuwe bord dat de expeditieleden ophangen herhaalden ze eerst de tekst van Dirk Hartog integraal en voegden daaraan de volgende inscriptie toe: 

1697 den 4 februari is hier aangekomen het schip de Geelvink voor Amsterdam, de commandeur schipper Willem de Vlamingh van Vlielant, assistent Johannes van Bremen van Kopenhagen, opperstuurman Michiel Blom van Bremen, de hoeker de nijptangh: schipper Gerrit Collaert van Amsterdam, assistent Theodorus Heermans van dito, opperstuurman Gerrit Gerritsz van Bremen. ‘t galjoot het Weseltje, gezaghebber Cornelis de Vlamingh van Vlieland, stoerman Koert Gerritsz van Bremen en van hier gezeild met onze vloot de 12e dito voorts het Zuidland te onderzoeken en gedistineerd voor Batavia.

Overigens werd deze schotel van Willem de Vlamingh en zijn mannen bijna twee eeuwen later pas ontdekt door een Franse expeditie. Men besloot de schotel uit eerbied te laten hangen, maar later namen anderen het tinnen bord met de inscriptie toch mee en uiteindelijk, na vele omzwervingen, is het origineel nu te bewonderen in het WA Maritime Museum, gelegen aan de monding van Swan River aan de westkust in Australië. Van beide schotels zijn overigens kopieën te zien in het Museum Tromp’s Huys op Vlieland!

Gevaren

Op hun verdere ontdekkingstocht maken Willem en zijn mannen nog allerlei spannende dingen mee, zo gaan ze voor anker in een baai vol haaien, moeten kliffen omzeilen en gaan regelmatig op expeditie aan land waar amper drinkwater is, wilde dieren op de loer liggen en de kans op verdwalen heel groot is.

Losgeslagen

Op maandag 7 januari 1697 knapt het ankertouw van de Geelvinck. De expeditieleden liggen op dat moment pas net één dag voor de kust van het Zuydland en een groep van ongeveer honderd verkenners is aan land gegaan op een eerste ontdekkingstocht. Onder hen is ook de opperstuurman van de Geelvinck, Michiel Bloem. 

 

Willem de Vlamingh lag dus rustig voor de kust te wachten totdat zijn mannen terugkwamen om over het nieuwe Zuydland te rapporteren als plotseling zijn ankertouw kapot gaat. Dat brengt de bemanning aan boord van de Geelvinck direct in een levensgevaarlijke situatie. Zodra het anker een schip niet meer op haar plek houdt, is het overgeleverd aan de elementen en drijft de boot stuurloos mee met de golven. 

 

Modelbouw van de Geelvinck door Kapitein. J. Horjus zoals te zien op de zolder van het museum Tromp's Huys

Het duurt namelijk even om op zo’n groot schip de zeilen te hijsen en greep te krijgen op de vaarrichting. Dit had echt heel anders kunnen aflopen en de Geelvinck had tegen de kust te pletter kunnen slaan. Gelukkig stond de wind de andere kant op en liep het voorval met een sisser af.

Omgeslagen

Een maand later ontsnapt men opnieuw aan een levensgevaarlijke situatie. Op 7 februari slaat er een sloep om voor Dirk Hartogsree, dat is ongeveer 800 kilometer ten noorden van Swan River (in het huidige Perth).

 

Willem de Vlamingh is op die dag met een grote groep mannen aan land om het binnenland van het Zuydland aan een nader onderzoek te onderwerpen. De drie schepen wachten voor de kust op zijn terugkomst.

Deze prachtige illustratie van de onvolprezen Arnold de Lange was pas net af en toch mochten wij hem hier al op onze website plaatsen. FANTASTISCH!! Zie hier de drie schepen tot in ieder detail historisch correct vereeuwigd liggend voor Dirk Hartogs eiland langs de westkust van het Zuydland

Ondertussen is er genoeg te doen. De boekhouder en onderstuurman van de Geelvinck zijn met een sloep aan land gegaan en er is ook een sloep van de hoeker ingezet om de diepte van het water te peilen. Cornelis en zijn onderstuurman zitten aan boord van deze laatstgenoemde sloep (een bootje met een zeil). Op een gegeven moment besluit Cornelis om nog wat dichter naar de kust te varen als hij wordt overvallen door een valwind die vanaf het land komt. De sloep krijgt dus plotseling wind van de andere kant in de zeilen en slaat om (hij is omgezeijlt). Hoewel dit gebeurt in het zicht van de kust is het voor de meesten van hen levensbedreigend, want zeelieden konden in die tijd over het algemeen niet zwemmen (2).

Het lemma "omzeilen" in het Lexicon van de zeilvaart, met dank aan Dirk Stolp van het Scheepvaartmuseum

Bemanningsleden van de Geelvinck zien het gebeuren en slaan alarm. Zij laten een seinvlag wapperen en vuren drie kanonschoten af in de hoop de paar mannen die net aan land zijn gegaan te kunnen waarschuwen. Dat lukt. De mannen van de sloep van de Geelvinck hebben het soo dadelijk gesien en haasten zich vanaf de kust naar de omgeslagen sloep. Maar ook het volk aan boord van galjoot 't Weseltje heeft in de gaten wat er aan de hand is. Zij lichten het anker, hijsen de zeilen en zijn eerder bij de omgeslagen sloep. Gelukkig zijn ze er snel genoeg bij en kunnen al het volk redden. Alleen de timmerman van het galjoot laat bij deze gebeurtenis het leven, omdat een van de touwen van de zware peilloden slipte en hem blijkbaar dodelijk trof. Daardoor is de timmerman uiteindelijk verdronken (3).

 

Achteraf blijkt dat Willem de Vlamingh de kanonschoten op zijn tocht aan land niet gehoord heeft. Hij komt pas een paar dagen later terug en hoort dan van de angstige gebeurtenis waarbij hij met gemak zijn zoon had kunnen verliezen en ook nog een aantal andere bemanningsleden. Prompt staat hij een van de timmerlieden van de Geelvinck af aan zijn zoon voor onderhoud van ‘t Weseltje (4).

Willem de Vlamingh beschrijft het voorval uitgebreid in zijn logboek. De meest ontroerende zin is deze:

...om hooghte te neme en een weijnig daerna is de gesaghebber van 't galjoot [die naar] de wal van 't Eijland woude zijlen en bij ongeluk door een valwind over 't land komende omgezijlt is. Die gezaghebber van het galjoot is Cornelis, Willems bloedeigen zoon, die op het nippertje aan de dood ontsnapte.

In de Consumptieboeken van de VOC, bewaard in het Nationaal Archief te Den Haag, lezen we:

...aldaar per ongeluk met 't omslaan van de schuijt een zeevarende verlooren, dog daar is tegen van 't opgenoemde fregat de Geelvink weder een ander bekomen...

Het galjoot 't Weseltje heeft dus een timmerman verloren doordat er per ongeluk een sloep omsloeg en zij krijgen vervolgens een van de timmerlieden van de Geelvinck voor onderhoud aan boord van het galjoot.

Snel naar Batavia

Op 20 februari 1697 bereikt de kleine vloot eindelijk de 20ste breedtegraad en kunnen ze het ellendig Zuydlandt verlaten. Ze zijn zo blij dat hun taak erop zit, dat Willem maar liefst 5 kanonschoten ten afscheid laat horen. 

 

Prompt zet men koers naar Batavia, waar ze een maand later aankomen. Onderweg passeren de expeditieleden nog het eiland Moni, het huidige Christmas Island, maar omdat Moni niet in hun opdracht stond en er geen goede ankerplek was, hebben ze dit slechts heel even aangedaan op 6 maart. Volgens ons waren de mannen de lange reis gewoon zat en wilden ze zo snel mogelijk naar huis.

De drie schepen getekend op de kaart van het Zuydland in 1697. Zie Nationaal Archief in Den Haag, inventarisnummer 509

Nog voordat ze in de haven van Batavia aankomen, reist het bericht al voor hen uit dat de drie schepen van de Zuydland-expeditie in de Straat van Sunda zijn verschenen, maar dat het hen niet gelukt is eenigh bescheijt of teeken van de Ridderschap te vernemen (5).

 

Ook ontvangen de hoge heren in Batavia via een snellere boot al een brief van Willem de Vlamingh zelf, met daarin een verslag van de belangrijkste voorvallen van zijn reis. Vermoedelijk vertelde hij alleen wat er op de aangedane plekken voor de VOC te vinden was aan mogelijk voedsel, hout en drinkwater. Dat zijn namelijk de enige feiten die in de analen op het kasteel worden genoteerd.

Tegen de avond van de 17de maart arriveren de Nijptangh en t Weseltje op de rede van Batavia, terwijl de Geelvinck pas drie dagen later aankomt. Uit de consumptiebonnen die aangeven hoeveel vlees, spek, olijfolie en boter er aan boord genuttigd is (6), kunnen we ook het aantal doden vanaf Kaap de Goede Hoop afleiden:

 

De Geelvinck keerde met 89 Zeevarende, 33 militaire en 3 Inlanderen terug en hadden dus 11 zeevarenden verloren. De Nijptangh had 8 sterfgevallen gehad en ‘t Weseltje slechts 1 (de eerder genoemde timmerman).

Uit deze consumptiebonnen blijkt eveneens dat er op de Geelvinck maar liefst 12 officieren waren die een dubbel rantsoen genoten en dat er 8 mensen in de kajuit aten (wie dat precies waren is niet geheel duidelijk, maar Willem de Vlamingh zal er zeker een van zijn geweest). Door deze mannen in de kajuit werd tijdens de tocht bijna evenveel wijn en brandewijn gedronken als door het hele volk aan boord tesamen. De gewone bemanning kreeg enkel een slok brandewijn (een zogenaamde oorlam) bij nat en vuijl weer, of als men meeging aan land op expeditie en ter versterking van de zieken. Meer dan 2000 kannen brandewijn en bijna 650 kannen wijn werden aan boord van de Geelvinck genuttigd.

Zie hier het belangrijkste resultaat van deze reis - een zeer gedetailleerde kaart van de westkust van Australië:

Prachtige kaart, gevonden in het Nationaal archief (inventarisnummer 509), getiteld: Kaart van 't Zuydland bezeilt door den schipper Willem de Vlamingh, in de maanden januari en February, Anno 1697, met 't jacht de Geelvink. De hoecker de Nyptangh. Ende 't galjoot 't Weseltje enz. [We kozen ervoor om het noorden naar boven te laten wijzen, zodat de westkust goed herkenbaar in beeld is. Veel van de andere details zijn elders op deze website te vinden]

Portret van Willem de Vlamingh??

Het loont de moeite om deze aan boord gemaakte kaart wat nader te bestuderen. In het cartouche naast de tekst Duytsche Mijlen is Voor Een Graadt staan twee getekende mannen tesamen met de belangrijkste navigatie-instrumenten uit die tijd. De rechter figuur houdt een dieplood aan een lang touw vast; met zo’n zware loden bal kon men de diepte van de zee onder de boot meten. De persoon aan de linkerkant heeft in zijn ene hand een passer en in de andere een zogenaamd astrolabium waarmee hoeken gemeten en dus de hoogte van de sterren bepaald konden worden. Naast hem op de grond staat behalve een wereldbol ook een jakobsstaf (die stok is de voorloper van het sextant).

Interessanter is de figuur aan de linkerkant zelf. Vooral wanneer men bedenkt dat deze kaart tijdens de tocht aan boord van de Geelvinck is gemaakt (of vlak daarna - hij is ergens in 1697 vervaardigd). Zou het dan niet aannemelijk zijn dat met de figuur naast de wereldbol de schipper en expeditieleider van de grote tocht naar het Zuydland is uitgebeeld? Dat is wel een spannende aanname, want dan is het een afbeelding van niemand minder dan onze Willem de Vlamingh zelf!!! In dat geval had Willem bruin haar en een slank postuur. Ook kunnen we zien in wat voor kleren hij liep.

Is dit Willem de Vlamingh??

Wie meer wil weten over deze reis naar het Zuydland, leze mijn historische jeugdroman