RETOURVLOOT

Ondertussen verbleef Willem de Vlamingh zelf nog altijd in Batavia. De gouverneur-generaal aldaar waardeerde de oude expeditieleider zeer en Willem werd dan ook uitgeroepen tot de admiraal van de eerstvolgende retourvloot. Dat was de hoogst haalbare eer voor een schipper bij de VOC! Willem de Vlamingh was inmiddels een van de oudste schippers van de compagnie en had een enorme staat van dienst opgebouwd, maar zijn benoeming tot commandant van de retourvloot was ons inziens vooral een beloning voor zijn werk als leider van de expeditie naar het onbekende Zuydland, Australië.

 

Wel is het zo dat de 57 jarige schipper zo’n zwakke en bejaarde indruk maakte, dat men vreesde dat hij de tocht terug naar Nederland - die makkelijk een half jaar kon duren - niet zou overleven. Dat blijkt uit het feit dat de VOC voor de zekerheid een tweede schipper aan boord van de Gent benoemde, ene Willem van Tessel, zodat hij den ouden schipper Vlamingh () met reat en daet getrouwelijk sal adsisteren (1). Twee kapiteins op één schip, dat lijkt ons een unicum in de geschiedenis!

Uit de verklaring die Willem de Vlamingh te Batavia tekende wegens het wel laeden en provideren van 't retourschip de Gent (2) kunnen we afleiden dat deze het werk in het geheel niet aan zijn secondant overliet, maar zelf de volledige verantwoordelijkheid nam. Tussen alle lijsten van proviand, lading en bemanning vonden we in de boeken van de VOC hierover ook nog een kleine notitie, waarschijnlijk geschreven door een klerk:

Zie: Nationaal Archief in Den Haag, VOC Derde boek Batavia uit 1698

De tekst luidt: Ik ondergetekende Willem de Vlaming Schipper op ‘t schip d’Gent bekenne dat dit schip wel en behoorlijk gelaaden is, en dat de Goederen wel en tot mijn genoegen gelegt en gestuwt sijn als mede dat ik van alle scheepsbehoeften benevens d’provisie voor 130 coppen en 9 maanden tot genoegen ben voorsien sonder iets meer benodigt te sijn (3).

 

Op 3 februari 1698 werd deze verklaring door Willem hoogstpersoonlijk ondertekend. Hieruit blijkt dat hij de verantwoordelijkheid voor alles aan boord op zich nam en zelf de volledige leiding had.

Lijsten

We beschikken over verschillende bronnen die ons een duidelijk beeld kunnen geven van wat er zoal op de schepen aan goederen aanwezig was, wat er aan boord werd gegeten, wie er mee voeren, etc. Tuk als wij zijn op alles wat met Willem de Vlamingh te maken heeft, duiken we hiervoor diep in de archieven, omdat alle informatie bij elkaar een steeds completer beeld van zijn leven oplevert.

Goederen

Uit verschillende lijsten wordt duidelijk wat Willem in het schip de Gent allemaal vervoerde (4), zoals zwarte geharste peper en 1250 zakken salpeter. Of intrigerende zaken als 600 kisten met staaffcoper en 60.000 Siam van hout (wij hebben geen idee wat dat precies inhoud).

 

We weten ook waar in het ruim de spullen stonden: bijvoorbeeld tussen het schot van de kamers en de grote mast. Daar waren onder andere Bengaalse koffie, zeildoek en gebloemde stoffen te vinden. Aan de andere kant - tussen de grote mast en het schot van het watergat - stouwde men naast “dasjes” ook dingen genaamd salimpoeris, siams en guinees. Waarschijnlijk waren dat allemaal bijzondere soorten stof, waaronder vooral veel zijde met allerlei patronen: gebloemd, geblokt, gekettingd. Ook nieuwe modelle en nieuwe Zijde in soort. Deze kisten vormden tesamen met 49 balen kaneel en 60 Javaanse kamfer de onderste gladde laag in het ruim van de Gent.

 

Een tweede - eveneens gladde - laag, bestond uit nog meer balen kaneel (bijna 150 stuks) en andere soorten stoffen, zoals gingam en doerias, plus halve en hele garen van zijde. Daartussen plaatste men 3 kisten sal armoniacq. Dat was best een brandgevaarlijke cocktail daar in het ruim.

 

De derde laag bestond volledig uit allerhande zakken met kaneel (meer dan 200 balen) en ook de vierde laag werd compleet opgebouwd uit bijna 200 balen kaneel. Plus nog eens 184 in de vijfde laag (in totaal lagen in het hele ruim maar liefst 800 balen alleen al aan kaneel!). Er werd sowieso flink gestapeld, want aan deze laatste laag voegde men ook nog eens maar liefst 3.309 balen nootmuskaat toe, naast foelie, witte peper en monsters Indigo (een blauwe kleurstof om stoffen mee te verven).

 

Helemaal bovenop gingen nog meer Japanse en Chinese zijde, damast en andere exotische stoffen. Tegen die tijd zat het ruim wel vol. In totaal vervoerde alleen al dit schip de Gent voor fl.349.732 gulden plus een aantal stuivers aan goederen (5)! Wie dit maar een saaie opsomming vindt, moet zich eens indenken hoe lekker het met al deze aromatische specerijen aan boord zal hebben geroken! Een geur die Willem alle maanden op zee heeft begeleidt.

Zie: Nationaal Archief in Den Haag, VOC Derde boek Batavia uit 1698

Bemanning

Na de opsomming van alle goederen die zich aan boord van de Gent bevonden voor de terugreis naar het vaderland, volgt in de archieven een lijst met alle bemanningsleden (6). Als eerste staat natuurlijk Willem de Vlamingh van Vlieland genoemd als schipper, direct gevolgd door Willem van Tessel als tweede schipper. Uit de gegevens kunnen wij opmaken dat schipper van Tessel uit Muiden komt (en dus niet van Texel) en dat hij in 1697 vanuit Enkhuizen naar de Oost is gevaren.

Zie: Nationaal Archief in Den Haag, VOC Derde boek Batavia uit 1698

 

Naast deze twee kapiteins tellen we nog 13 andere bemanningsleden aan boord van de Gent, waaronder 5 stuurlui, 3 chirurgijns (artsen) en 4 timmerlieden. De meesten komen van Amsterdam en ook de rest stamt overduidelijk uit Nederland: van Kampen, Kempen, Woerden en Utrecht.

 

Er is ook een lijstje van “Huisgezinnen” die aan boord van de Gent meevaren. Zoals onderkoopman Mijndert Vos. Dit is een burger die kost- en transportgeld betaald heeft om in de kaijuit getracteert te worden. Een andere burger reist samen met zijn vrouw op deze manier terug naar Nederland (zij betalen eveneens voor kost en transport). Aan het eind van de lijst staan nog twee mannelijke assistenten, twee ontslagen opperstuurmannen en het zoontje van een overleden schipper die terug naar huis worden vervoerd.

 

Tot slot reizen er aan boord van de Gent ook nog eens een hele lijst van verloste militairen (7) en zogenoemde Impotenten (arbeidsongeschikten) mee, zoals een huistimmerman, een kuiper, een metselaar en een zeilmaker. In totaal gaat het bij elkaar om meer dan honderd mannen. Ook op de andere retourschepen zijn passanten aan boord (8).

De tekst luidt: Naemrollen der verloste militaire met voorn(oemde) schepen

Gereedschappen en voedsel

Na de lijst met goederen en de rij met personen aan boord, volgt een schrijven van de boekhouder van de Gent (9). Die verklaart dat ze voor maar liefst 760 rijksdaalders aan spullen en contanten bij zich hebben van een Coopman en winkelier genaamd Christophel Lurelius (10). De VOC-boekhouder belooft om de rekeningen zorgvuldig bij te houden en ondertekent met de naam Mijndert Vos (dat is dezelfde onderkoopman die ervoor betaalt om tijdens de terugtocht in de kajuit te mogen eten).

 

Wie dacht dat alles inmiddels wel was vastgelegd heeft het mis. Er volgt nog een zeer uitgebreide inventaris van alle Equipage die aan boord aanwezig is (11). Denk daarbij aan munitie en gereedschappen, en bovendien alle voedsel voor 130 koppen voor 9 maanden (totdat ze bij een nieuw verversingsstation aankomen). Deze lijst is nog los van alle rijst, pinda’s en bonen die ze voor maar liefst 10 maanden bij zich hebben.

 

Exepto rijs, cajangh en bonen

Wie even door deze inventaris heen loopt, komt van alles tegen: allerlei soorten ankers, touw, bouten, ringen, takels. Daarnaast hamers, schrapers, priemen. Een apart kopje met allerhande zeilen. Emmers en gieters om de boot schoon te houden. Pek en roet om de boel te teren en tegen verrotting door het water te beschermen. Kanonnen met hun rampaarden (het onderstel waar het geschut op rust) om het schip tegen aanvallen te verdedigen. Daartoe dienen ook alle musketten, pistolen en handgranaten, plus de vele kogels, buskruid, en lont. De mallen, grote kruidtrechters en ijzeren kogelvorm suggereren dat men zelf kogels aan boord maakte. Of anders kon er met de vaatjes houtskool, zwavel en salpeter een explosief mengsel bereid worden in de tien vuurpotten en 8 brandemmers.

 

De oorlogsspullen gaan geruisloos over in allerhande gereedschappen voor de timmerman, bottelier, kuiper en stuurmannen, tot en met de gordijntjes, trompet en bijbel voor in de kajuit.

 

Door deze volledige inventaris weten wij nu dat de mannen leefden op rijst, bonen en pinda’s. Verder veel vlees en spek, boter, olijfolie en azijn, bruine suiker, poedersuiker en zout. Daarnaast wordt er voedsel ingeslagen voor ‘t vee, in dit geval 32 varkens. Dieren gingen in die tijd levend aan boord, werden in het ruim gehouden en onderweg geslacht. Zo kon men over vers vlees beschikken. Deze inventaris - die waarschijnlijk door de boekhouder werd opgesteld - is eigenhandig door Willem de Vlamingh ondertekend.

 

 

Van alles wat er in Batavia is aangeschaft werd een onkostenrekening opgemaakt, netjes uitgesplitst naar waar men wat gekocht had. Blijkbaar was er in Batavia zowel een grote als een kleine winkel en eveneens een aparte winkel voor medicijnen. Voor specifieke goederen moest men naar respectievelijk het ijzer-, graan- of provisiemagazijn. 

In totaal werd er voor meer dan 1800 gulden aan spullen gekocht en opnieuw ondertekende Willem de Vlamingh als schipper dit keer samen met Mijndert Vos de onderkoopman voor ontvangst.

Waterwerken

In het kasteel van Batavia hebben de hoge heren van de VOC zich ook beraad op het gebruik van de watermaker, die zout zeewater in zoet drinkwater kon veranderen (12). Zij hebben alle schippers die zo’n ding aan boord hadden gevraagd naar hun bevindingen met het apparaatHet ging om meer dan tien schippers, waaronder niet alleen Willem de Vlamingh, maar ook Gerrit Collaert (dus er was tijdens de reis ook een destilleerketel aan boord van de Nijptangh). Allen vinden deze nieuwe uitvinding seer nut, goet en ten hoogsten () van noden en profijtelijk.

Een watermaker heeft echter wel veel brandhout nodig om het water te koken. Aan de ene kant is er aan boord van een schip eigenlijk altijd veel hout, zo redeneert men, onder andere om de losse spullen in het ruim mee te stutten, alsmede met de houte hoepen van de bierpijpen en andere spijsvaten, mitsgaders de spaanders en krullen van de cuijper en timmerman.

 

Maar eigenlijk is dit alleen het geval op de schepen die uit het vaderland komen, want bij de terugkerende schepen ligt het ruim vol met zachte balen vol peper en andre goederen en die hoeven niet gestut te worden. In dat geval is er aan boord niet genoeg ruimte om brandhout te stouwen.

Alle namen van kapiteins die bereid waren met de waterwerken te werken

Nationaal Archief te Den Haag: 1.04.02 (VOC), 1589, pagina 1653 versozijde, scan 581

Dus rijst de vraag of de VOC bereid is om een deel van de lading (die geld opbrengt) achter te laten om daar brandhout voor de ketel te kunnen bergen, maar minder geldopbrengst kon natuurlijk niet te bedoeling zijn. Hun conclusie is dat een watermaker aan hen door God gegeven is om de inwendige mensch vooral op lange reizen te helpen, maar niet om de mens ‘t beeter te ontnemen (en daarmee doelt men op de kostbare handelswaar, die anders voor het brandhout zou moeten wijken). Een watermaker aan boord nam al met al gewoonweg te veel plek in luidde de conclusie.

Instructie

Ook voor de terugreis krijgt Willem de Vlamingh een instructie mee. Dit keer van de heren uit het kasteel in Batavia. Zijn orders als schipper beslaan op deze terugtocht maar liefst 27 pagina’s! (13)

Alle schippers wordt op het hart gedrukt om als retourvloot vooral dicht bij elkaar te blijven, omdat dat minder gevaar oplevert in den tegenwoordigen oorlog met vranckrijck. Op die manier kan men het geweld van eventuele vijanden beter weerstaan en malkander in nood ondersteunen en bijstaan om behouden in onses Lieven Vaderland aan te komen.

 

Telkens maant men de schippers tot voorzichtigheid om vooral ook geen vijandelijke schepen voor vrienden aan te zien (omdat de vijand valselijk de Nederlandse vlag zou kunnen voeren) en om op die manier in de val gelokt te worden. Daarnaast moet men vooral nauwkeurig op het gevaar van vuur en het licht aan boord letten, opdat men daardoor geen ongeluck aantreffe.

 

In dezelfde bewoordingen als de vorige keer wordt aangeraden om boven langs Madagaskar te zeilen naar Kaap de Goede Hoop en daar de meegegeven brieven en papieren af te geven. Alle documenten worden met lood geleverd. Bij een eventuele ontmoeting met de Engelsen dienen ze overboord gegooid te worden, zodat ze snel zullen zinken en niet in vijandelijke handen kunnen vallen.

 

Mocht men door storm - die daar dickwils raast - niet in de Tafelbaai terecht komen, dan is er nog een ander verversingspunt nabij: de Saldanhabaai. Een inham die heden ten dage nog altijd op 150 kilometer van Kaapstad ligt. Lukt het een van de schepen van de vloot ook nog eens niet om de Saldanhabaai binnen te lopen, dan wendde deze zich tot Sint Helena. De rest van de vloot zal in dat geval langs het eiland varen en met een kanonschot aangeven dat ze er zijn, zodat het afgedwaalde schip zich weer bij de anderen kan voegen.

Nationaal Archief te Den Haag: 4.VELH [1621/1925], Inventarisnummer 619.35 - Kaart van o.a. de Saldanhabaai en de Tafelbaai

In Kaap de Goede Hoop zullen ook schepen uit Ceylon zich bij de retourvloot voegen, maar als die zich niet op tijd melden, zal men uiterlijk op 10 mei verder varen richting het vaderland. Schipper Willem de Vlamingh blijft het commando over alle schepen houden, tenzij er een schip mee zeilt met iemand met meer kwaliteiten of een hogere rang - ‘t geen wij niet konnen denken.

 

Als Willem van tijd tot tijd een vergadering belegt met de andere schippers zal hij oock daar de eerste in rang sijn. Die raad zal bestaan uit de tweede schipper van de Gent (Willem van Tessel), de eerste en tweede schipper van de Carthago (Servaas Goutswaart en voormalig kapitein van de Nijptangh, Gerrit Collaert), alsmede de onderkoopman Mijndert Vos en alle schippers van andere schepen zoals de Boor en de Santlooper.

 

De ervaring leert dat op de retourschepen van de Compagnie naar het vaderland bij het gewone scheepsvolk - van soldaten tot matrozen - veelmaale groote moetwil en wederspanningheeden werden gepleegt. Daarom moeten de schippers op de gehele reis, maar vooral rond Kaap de Goede Hoop, hun bemanning onder behoorlijcke discipline, tugt en ordre houde en alle quaade gangen exemplarisch straffen.

 

In de instructie wordt voorts gerefereerd aan een verdrag met Engeland uit 1675. Daarin is overeengekomen dat alle Nederlandse schepen tussen Noorwegen en Kaap Finisterre bij een ontmoeting met Engels schepen als eerste hun vlag moeten strijken, ten teken van respect. Alle schippers worden verzocht dit ook promptelijck te doen. De laatste keer dat een Nederlands schip (onder leiding van de beroemde Maarten Tromp) daar te laat mee was, werd dit zo’n rel dat het een heuse oorlog tussen Engeland en de Republiek ontketende!

Volgt nog een instructie voor verdere vlagvoering en voorgeschreven vormen van begroetingen (met saluutschoten). Tot slot is nog een bevel uit Den Haag toegevoegd van 1680 waarin dit alles helder uiteengezet wordt. Verder mogen de schepen alleen binnenlopen in havens waartoe men uitgezonden is en wil de Oost-Indische Compagnie ook niet dat de schippers nodeloos bij elkaar op bezoek gaan om elkaar te fêteren, want dat heeft geen nut en staat niet ten dienste van de Compagnie.

 

Nu Willem de Vlamingh als Commanderend officier over de gehele retourvloot precies weet wat hem te doen staat en waar hij zich allemaal onderweg aan moet houden, kan de grote terugreis beginnen.

De terugtocht

Begin februari 1698 was het in Batavia zulk ruw en nat weer, dat men moeite had om de retourschepen te laden (14). Pas op 6 februari was alles klaar voor vertrek. Dikke pakketten met correspondentie werden op het allerlaatste moment nog netjes verdeeld over de verschillende schepen. Willem vervoerde met de Gent een aantal brieven voor de kamers van Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen en ook een pakje voor gouverneur Van der Stel op Kaap de Goede Hoop. Die laatste avond kregen alle schippers het gebruikelijke afscheidsmaal bij de gouverneur.

BRON: ARSIP Nasional Republik Indonesia: Marginalia to the Daily Journals

Het was de bedoeling om de volgende ochtend in alle vroegte de ankers te lichten, maar een aanhoudende doordraaijende westenwind en een tegengestelde stroming maakten dat dagenlang volstrekt onmogelijk. Pas op de ochtend van de 10e februari werden de schepen gemonsterd.

Aan boord van de Gent bevonden zich behalve de schippers Willem de Vlamingh en Willem van Tessel, de eerder genoemde onderkoopman Mijndert Vos en twee assistenten verder nog 99 zeevarenden, 35 militairen, 8 impotenten en 9 ongegagieerden. Dat maakte tesamen 156 zielen (15).

Op dinsdag 11 februari 1698 gingen de schepen de Gent en Carthago eindelijk onder zeil. Andere schepen, zoals de Boor waarop Cornelis verbleef, zouden pas later die maand volgen en zich vanaf Kaap de Goede Hoop alsnog bij hen aansluiten om gezamenlijk naar het thuisland te zeilen. Deze maatregel was vooral als bescherming tegen stormen en piraten, want alleen al de eerste twee schepen hadden tesamen voor meer dan 650.000 gulden (16) aan goederen bij zich!

In Batavia hield men voortdurend goed de vinger aan de pols hoe het met de uitgevaren schepen stond. Zo kregen de bewindhebbers bijna een week later bericht - via een Chinese koopman - dat de retourschepen de Gent en Carthago op de avond van 13 februari Bantam gepasseerd waren. Weer een week later ontvingen ze uijt de Straat Sunda zelfs een briefje van de hand van Willem de Vlamingh, gedateerd op 15 februari, geen sonderlinge inhoud behelsende, dan een advertentie van haar welwesen en dat verhoopten des anderen daags in ruijm Zee te sullen geraken (17).

Van 17 april tot 8 mei verbleven de schepen in de Tafelbaai bij Kaap de Goede Hoop. Daar besloot gouverneur Simon van der Stel op 22 april dat Willem ook voor het verdere deel van de reis als hoofd over de retourvloot mocht aanblijven. Verschillende schepen uit Ceylon voegden zich nog bij hen, zoals daar zijn de Leck, de IJsselmonde en de Berkel, en aangezien ook de Blois en de Schellach nog op tijd in de baai arriveerden sloten zij zich eveneens aan. Wel bleef Willem van Tessel als tweede schipper op de Gent aanwezig en werd herhaald dat hij het gezag overnam als Willem de Vlamingh onderweg zou overlijden. De kans daartoe was dus nog steeds aanwezig. 

Op zaterdag 16 augustus 1698 kwam de retourvloot aan in Nederland. De grote vraag is of Willem de Vlamingh toen nog levend en wel aan boord was of dat hij ergens onderweg is overleden? Lees snel verder op de volgende pagina voor het definitieve antwoord!!