NA DE REIS

Heeft Willem de Vlamingh de lange terugtocht na zijn ontdekkingsreis overleefd?

 

De meeste onderzoekers nemen aan van niet. In een van de belangrijkste  Nederlandse boeken over de ontdekkingsreis van Willem de Vlamingh (1) nam emeritus-professor Günter Schilder aan dat Willem gedurende deze terugtocht aan boord van de Gent was overleden en een zeemansgraf had gekregen.

En zelfs in de meest recente studies horen wij deze aanname terug, zoals bij emeritus-professor Louwrens Hacquebord (2). In diens interessante boek uit 2012 lezen we over Willem:

 

The most recent information that historians have compiled about de Vlamingh is that he left Cape Town on May 8, 1698 to sail home to the Netherlands. It is assumed that he died some time shortly after that date, perhaps on his journey homeward.

(Vrij vertaald: De meest recente informatie die historici over De Vlamingh hebben verzameld, is dat hij op 8 mei 1698 Kaapstad verliet om naar Nederland terug te varen. Aangenomen wordt dat hij kort na die datum stierf, misschien op zijn reis naar huis).

En even verderop: Willem de Vlamingh died some time in or soon after 1698.

(Vrij vertaald: Willem de Vlamingh stierf ergens in 1698 of kort daarna).

Er is helaas geen monsterrol van die overtocht bewaard gebleven, dus we weten inderdaad niet zeker of Willem de Vlamingh op de terugreis is komen te overlijden of dat hij gewoon op zaterdag 16 augustus 1698 met de retourvloot is aangekomen in de rede van Texel.

 

Alle kranten (er waren er meerdere in die tijd, zelfs een Franstalige) maken melding van hun terugkeer (3), waarvan het bericht in de Amsterdamse Courant van 16 augustus 1698 het meest interessant is:

 

P.S. Desen avont omtrent 7 uren hebben d’E.Heeren Bewinthebberen nader tyding bekomen, dat de schepen Yselmonde voor de Kamer Zeeland, Berkel voor de Kamer Amsterdam, de Lek Amsterdam, Blois Amsterdam, en Schellak voor Zeeland, ultimo January van Ceylon vertrokken en den 8 April aen de Kaep de Bon-Esperance naderde; vindende aldaer van Batavia de schepen de Gend voor Amsterdam, Cartago en Santloper voor Zeeland, en de Boor voor Amsterdam, met welke zy den 8 May onder den Commandeur David de Vlaming van daer herwaerds aen vertrokken, en den 8 Augustus tot omtrent Hitland avanceerden (= vorderen), wanneer zy wierden ontmoet van het Galjootje de Matroos, Schipper Barent Fockes; sederd sijn door Mist 4 schepen van haer afgeraekt, de 5 andere gisteren op dese kusten, en desen morgen de Lek en Berkel behouden in Tessel binnen gekomen.

Lading van de retourvloot (via Delpher: Amsterdamse Courant 19 augustus 1698)

Het eerste wat opvalt is dat de retourvloot onder leiding van Willem de Vlamingh ergens na Hitland (dat zijn de Shetland Islands) van elkaar afgescheiden is geraakt doordat ze in de mist verzeild raakten (4) en dat desondanks alle schepen gelukkig toch behouden zijn aangekomen.

 

Maar het meest opvallende is natuurlijk dat Willem in dit krantenbericht abusievelijk David de Vlaming wordt genoemd! Helaas staat er alleen dat deze retourvloot onder leiding van commandeur de Vlamingh is vertrokken en niet of de schepen ook onder zijn leiding zijn aangekomen. Toch lijkt ons dat wel aannemelijk (anders zou het er wel bij staan toch?). De andere kranten noemen de naam van de oppercommandant van deze vloot überhaupt niet.

Even ter vergelijking: Willems zoon Cornelis de Vlamingh zat als onderstuurman op het schip de Boor in dezelfde retourvloot, evenals Gerrit Collaert (ooit schipper op de Nijptangh) die als opperstuurman op de Carthago mee terug kwam. Gerrit Collaert voer in 1699 weer uit voor de VOC en keerde in de zomer van 1702 terug als Schout-bij-nacht op de retourvloot. Van hem vonden we zelfs een testament uit 1709 (5). Hij overleed in Amsterdam. In het begraafregister staat hij op 2 december omschreven als een bejaart vrijer () oud schipper op Oost Indien (6).

 

Kortom, van de ongehuwde Gerrit Collaert zijn dus nog sporen terug te vinden. Maar van Willem de Vlamingh werd tot nu toe nooit meer iets vernomen nadat hij in Kaap de Goede Hoop aan boord van de Gent stapte…

Er verschenen ook een boek in 1701 over de tocht naar het onbekende Zuydland en ook daarin geen woord over het overlijden van de gezagsvoerder... Maar goed, de tekst was geschreven door iemand aan boord van de Nijptang

EN TOCH….

En toch konden wij maar moeilijk geloven dat Willem de Vlamingh niet naar huis zou zijn teruggekeerd van zijn grote reis. Is hij na 16 augustus 1698 - de dag van hun aankomst op de rede van Texel - werkelijk nergens meer in levende lijve gezien?

 

Er zijn ons inziens een paar redenen waarom wij vermoeden dat “onze Willem” niet op zee gebleven is.

 

Ten eerste deed Willem de Vlamingh in Batavia vlak voor vertrek nog alles zelf, want wie denkt dat de oude bejaarde man op zijn lauweren ging rusten en al het werk aan zijn medeschipper overliet, heeft het mis. Het schip de Gent is in ieder geval nog onder zijn auspiciën geladen en Willem heeft zelf nog de lijsten daarvoor getekend.

Daarnaast wordt Willems gage in het logboek van het schip de Geelvinck gerekend over 17 maanden op de Gent tot sijn arrivement, dus totdat hij in Nederland gerepatrieerd was.

Over 17 maanden op de Gent tot zijn arrivement in de Scheepssoldijboeken van de Geelvink

Ook in de lijsten met voor de VOC uitgevaren schepen staat onder het kopje Namen der schippers die thuysgekomen sijn achter het schip de Gent duidelijk leesbaar: Commandeur Willem de Vlamingh (7).

Lijsten van voor de VOC uitgevaren schepen, met aantekening betreffende lengte, tonnage, aantal bemanningsleden, jaar van aanbouw, namen van de schippers, aantal sterfgevallen gedurende de reis, en aankomst- en vertrekdata aan en van Kaap de Goede Hoop, Batavia en de Republiek (met informatie over de Gent)

Bovendien schrijft burgemeester Nicolaes Witsen op 3 oktober 1698, dus zes weken na aankomst van de Gent in Nederland, een brief aan ene Dr. Martin Lister. Daarin vertelt hij dat er een schip is teruggekeerd dat de VOC naar het onbekende Zuydland had gestuurd, wat niet helemaal correct is, want zowel de Geelvinck, als de Nijptangh en ‘t Weseltje deden in deze periode dienst in de Oost. Er waren wel twee andere schepen onlangs in het vaderland aangekomen: in juni ‘s Lands Welvaren onder leiding van schipper Claes Bichon met alle in Australië gevonden goederen, zoals het logboek, de Dirk Hartogschotel en het welriekende hout en op 16 augustus 1698 dus de Gent waar Willem de Vlamingh de schipper op was.

 

In de Engelstalige brief schrijft Witsen: The Master hath brought mee two sholls from that countrey (Vrij vertaald: De meester bracht mij twee schelpen uit dat land). Een of andere kapitein is de burgemeester van Amsterdam dus welgeteld twee schelpen uit het Zuydland komen brengen. Het schip ‘s Lands Welvaren had een hele kist met schelpen aan boord, dus het is mogelijk dat schipper Claes Bichon de schelpen aan burgemeester Witsen is gaan brengen, maar wij betwijfelen dat.

Ten eerste staat er in de brief niet zozeer dat er een kapitein langs is geweest, maar wordt de term The Master (de meester) gebruikt. In onze ogen duidt dat op de leider van de hele expeditie en dat is Willem de Vlamingh.

 

Ten tweede krijgt Witsen niet een doos vol zeeschelpen, maar slechts twee stuks. Volgens Martin Lister, de ontvanger van de brief en een kenner op het gebied van schelpen, ging het om een Nautilus en de Concha persica clavicula radiata

In theorie kan dit natuurlijk nog steeds over beide schippers gaan. Totdat men de toevoeging over de gevonden schelpen leest: which hee found on the Sea-side (vrij vertaald: die hij langs de kust vond). Dat kan er maar eentje zijn. Alleen Willem vond deze schelpen eigenhandig aan het strand van Australië. Volgens ons kan deze mededeling in de brief maar één ding betekenen: Willem de Vlamingh is na zijn terugkeer in hoogsteigen persoon bij burgemeester Witsen op bezoek geweest om verslag uit te brengen aan de man die hem op expeditie had gestuurd! Dat lijkt ons ook een heel logische gang van zaken. De schipper had de twee mooiste schelpen apart gehouden om die eigenhandig aan zijn weldoener te geven.

 

Wij namen dus aan dat Willem op 3 oktober 1698 nog leefde. Anders had burgemeester Witsen wel een opmerking gemaakt over het feit dat die bewuste kapitein inmiddels overleden was. Daarom zochten wij gestaag door.

 

En zie… Opeens kwamen wij onze Willem nog springlevend tegen in de zomer van 1702!!!

Levend en wel

Op 19 juni 1702 stapt Willem Hesselsz Vlamingh, out Schipper op Oostindien, het notariskantoor van Gijsbert van Schoonderwoert binnen, samen met zijn oudste dochter Evertje Vlamingh, Coopvrouw, beyde wonende binnen dese Stad. Die laatste zin verbaast ons wel. Wat verkocht Evertje? En woont Willem inmiddels in Amsterdam? Of logeert hij gewoon bij zijn dochter wanneer hij in de stad moet zijn en fungeert dat als zijn postadres?

Zie het Notarieel archief van het Stadsarchief te Amsterdam

Zij machtigen ene Cornelis Cos, procureur te Hoorn, om al hun zaken te regelen, zowel Eijschende als verwerende, tegenover de Heeren, Hoven, Regten en geregten. Blijkbaar speelt er iets en verwacht de familie De Vlamingh een rechtszaak.

Zinnetje in de marge

Een maand later, op 10 juli, verschijnen vader en dochter opnieuw bij dezelfde notaris. Ditmaal om Abraham Sellekaert van Wouw te machtigen, procureur voor het hof van justitie in Den Haag. Ze willen dat hij al hun zaken regelt voor de Hoge Raad en het Hof van Holland, en specialyk tegens Volkert Jansz Tor, zoals er later nog nadrukkelijk in de marge werd bijgeschreven. Wat is er aan de hand?

 

Het ziet er naar uit dat Willems zoon Cornelis het aan de stok had met deze Volkert. Een aantal maanden eerder machtigde Cornelis Vlamingh namelijk zijn moeder omme uyt de naam en van wegens hem op te treden voor het geregte van Vlieland tegens eene Volkert Jansz Tor (8).

 

Blijkbaar loopt er in februari dus al een zaak van Cornelis tegen de heer Tor op Vlieland en zoeken ze het steeds hogerop, uiteindelijk tot aan de hoge raad aan toe.

Opvallend is wel dat Cornelis zijn moeder, Juffrouw Willempje Cornelis, huijsvrouw van Willem Vlamingh, benoemt als zijn zaakwaarnemer en niet zijn vader. Zou Willem al te zwak en te oud zijn geweest op dat moment?

 

Het is anders wel zijn vader die een half jaar later tot twee keer toe springlevend de deur plat loopt bij een Amsterdamse notaris om de zaak van zijn zoon tegen Volkert Tor verder af te handelen voor de verschillende rechtbanken in Amsterdam, Hoorn en Den Haag. Nou ja, springlevend… Willems handtekening (respectievelijk geschreven als Willem Vlaming en Willem Vlamingh) ziet er zeer wiebelig uit. Wellicht komt zijn dochter Evertje niet voor niets mee en is zij aanwezig om haar vader te steunen.

Handtekeningen van Willem de Vlamingh op respectievelijk 19 juni en 10 juli 1702 

Waarom laat Cornelis z’n zaakjes door zijn ouders opknappen?? Het is de zomer van 1702 en als schipper zit hij dan op zee. Wellicht woont hij zelfs al op Batavia, waar hij een aantal jaren zal verblijven.

Tor

Wie is deze Volkert Janszoon Tor? En waarom procedeert de familie De Vlamingh tegen hem??

 

Volkert, een Vlielandse kaagschipper, woont aanvankelijk een tijdje samen met zijn vrouw op het eiland. Totdat zij allebei ruzie krijgen met het kerkbestuur, zich niet meer prettig voelen op Vlieland en naar Amsterdam verhuizen. Volkert heeft namelijk niet alleen woorden gehad met de secretaris, maar vocht zelfs met hem! Een jaar eerder al was Volckerts vrouw wegens wangedrag uitgesloten van het kerkelijk avondmaal.

 

Aangekomen in Amsterdam leent Volkert Jansz Tor 800 gulden van wijnkoper Claes Boon (9). Misschien om in de grote stad een nieuw leven op te bouwen. Wij vermoeden dat hij op een gegeven moment ook geld geleend heeft van Cornelis de Vlamingh en dat er nu problemen zijn omdat hij het geleende bedrag niet kan terugbetalen.

 

In ieder geval is het aan deze Volkert en aan de zaak die Cornelis ooit tegen hem aanspande te danken dat wij heden ten dage weten dat Willem de Vlamingh in de zomer van 1702 nog op deze aarde rondliep!

Volckert Tor leent 800 gulden van ene Claes Boon

Boedelkamer

Uit een aantekening in de boeken van de desolate boedelkamer van Amsterdam op 12 juli 1702 blijkt dat Volckert inmiddels failliet is verklaard en dat er een curator over zijn boedel is aangesteld (10).

 

Dan blijkt ook dat er meerdere schuldeisers zijn die in Hoorn een zaak tegen Volckert Tor hebben aangespannen en geld van hem willen. De familie De Vlamingh besluit zich snel bij alle andere crediteuren aan te sluiten. Dat is slim, want als zij eerst de zaak in Hoorn afwachten en pas daarna zelf een zaak tegen Volckert beginnen, worden eerst al die andere mensen uitbetaald door de curator en blijft er misschien niets voor hen over.

De ondertekening van deze akte is opvallend. Niet zozeer omdat naast Evertje Vlaming ene H. van Heiden (11) zijn handtekening zet namens Willem de Vlamingh. De informatie zit vooral in een aantal zinnen onder de akte die volledig zijn doorgestreept, maar daar wist hoofdarchivaris Harmen Snel van het stadsarchief te Amsterdam gelukkig wel raad mee.

Stadsarchief Amsterdam: Desolate boedelkamer (toegangsnummer 5072, inventarisnummer 31, scan 41)

Uit de doorhalingen blijkt dat H. van Heiden de gemachtigde was van Willempje Vlamingh die een procuratie had van haar man Willem Hessels Vlaming, volgens een procuratie die bij notaris Simon van Sevenhoven was afgegeven. Iedereen machtigt iedereen in deze zaak, zo te merken. Echter, hoe we ook zochten, die machtiging van Willem aan zijn vrouw kwam helaas niet boven water. Het zou interessant zijn geweest om te weten vanaf wanneer Willempie gemachtigde was voor haar man. Als schippersvrouw had je deze bekrachtiging eigenlijk nodig om de zaken goed te kunnen regelen wanneer je vent op zee zat.

Hoorn

De rechtszaak verplaatste zich dus naar Hoorn. Uit het geding op de rol voor de Heeren Schepenen (12) van 26 juni 1702 blijkt dat er maar liefst 25 schuldeisers waren. We zien de naam van Claas Boon staan, de persoon waarvan we weten dat Volkert daar tien jaar eerder een flink geldbedrag van had geleend. Willem Vlamingh wordt los genoemd van Evertje Vlamingh, hetgeen erop wijst dat Volckert hen beiden geld verschuldigd was. Die dag wordt er nog niets besloten.

 

Ruim een week later staat iedereen opnieuw voor de schepenen van Hoorn. Cornelis Cos, de procureur die Willem en Evertje machtigden, voert namens hen het woord. Hij meent dat deze zaak onder het gerecht van Amsterdam valt en dat deze Hoornse rechtbank daar geen bevoegdheid over heeft. De Hoornse schepenen zijn het daarmee eens en de zaak keert terug naar Amsterdam.

 

Uiteindelijk zal het geschil voor het hoogste hof te De Haag worden uitgevochten. Op 10 juli machtigen Willem en Evertje Abraham Selkart van Wouw, de beroemde procureur voor het hof van justitie in Den Haag, om hun zaak daar te bepleiten.

Rechtbank te Hoorn op 3 juli 1702

Hof van Holland

Op 18 juli 1702 - zo’n twee weken later dus - staan ze al bij het hof van Holland in Den Haag. Willem en Evertje vragen de hoogste rechter om toestemming tot het inschakelen van een deurwaarder. Vooral omdat Volkert Tor zich naar hun zeggen absenteert ende niet en is te vinden. De schuldbewuste Volkert lijkt met de noorderzon vertrokken en is spoorloos verdwenen!

Pro Deo

Op 7 augustus 1702 komen we Volkert Tor tegen bij notaris Adriaan Rustenburgh. Boven de akte staat in grote letters PRO DEO geschreven, want de heer Tor was failliet verklaard, dus die kon voorlopig geen notaris betalen.

De “voortvluchtige” heeft deze notaris gevraagd een bericht namens hem over te brengen aan Willem en Evertje Vlaming. Daarin vertelt Volkert dat hij sinds een dag of vier à vijf in Hoorn verblijft. Een beetje vreemd, want hun zaak voor het hof van Hoorn is allang voldongen, en bepleijt. Zoals we zagen was daar op 3 juli 1702 al een vonnis. Dus Volkert Tor heeft in augustus eigenlijk niets meer in Hoorn te zoeken.

 

Volkert Tor laat weten dat hij een beetje in de war is, want Willem en Evertje mochten van het hof van Holland een deurwaarder op zijn dak sturen, maar dat is nog steeds niet gebeurd.

In een kopie van de uitspraak van het hof (13) heeft Volkert Tor gelezen dat men hem ervan verdenkt dat hij sig onthoudende is buijten de jurisdictie van desen hove. Daar brengt hij tegenin dan hij geenszins voortvluchtig is, maar gewoon op Vlieland verblijft, wat hij omschrijft als sijn vaste woonplaats. Volkert laat duidelijk weten dat hij op het eiland te vinden is en dat als iemand iets van hem wil, hij daar gewoon te bereiken is.

 

Notaris Adriaan Rustenburgh eindigt de akte door te stellen dat hijzelf uit naam van Volkert Tor ter woonplaatsen van Willem, en Evertje Vlaming is geweestdoch Willem Vlaming absent sijnde heeft de notaris dese insinuatie en protestatie Evertje Vlaming voorgelesen () die tot antwoord gaf dat Willem Vlaming uijt de stad was, en dat sij copie versocht. T’welck aldus passeerde in Amsterdam. Deze passage vraagt enige toelichting.

De stad uit

Een paar dingen vallen ons direct op:

Blijkbaar woont Volkert Tor in augustus 1702 weer op Vlieland, terwijl hij eind juli 1701 nog een zoon ten doop hield in Amsterdam. Zou het kunnen dat hij vanwege zijn vele schulden teruggekeerd is naar zijn thuisbasis?

Vader Folckert Jansz Tor, moeder Trijn Jans kind Jan

De problemen speelden in ieder geval al vanaf begin 1702, toen Cornelis de Vlamingh zijn moeder op Vlieland machtigde. Dat is het eerste moment dat wij vernemen dat er een zaak tussen hen speelt. We namen aan dat Willem de Vlamingh te zwak was op dat moment om iets voor Cornelis te doen, want anders had hij zijn vader wel gemachtigd.

 

Toch nemen Willem en Evertje deze zaak een paar maanden laten (in juni en juli) van Cornelis en Willempie over. Van Cornelis weten we dat hij op dat moment aan het varen is, maar wat is er met zijn moeder Willempie gebeurd? Is zij misschien inmiddels gaan hemelen?? We weten het niet.

 

Opvallend genoeg zegt Volkert gewoon op Vlieland rond te lopen. In Oost-Vlieland nog wel! Het lijkt er dus op dat Willem daar niet is, anders zou die dat wel weten, want in zo’n klein dorp kom je elkaar regelmatig tegen.

Zou Willem - waarvan wij toch echt menen dat hij het grootste gedeelte van zijn leven op Vlieland heeft gewoond - in deze periode bij zijn dochter Evertje zijn ingetrokken? Het klinkt plausibel dat Willem, indien hij verzwakt was en net zijn vrouw had verloren, tijdelijk bij zijn oudste dochter in huis trok. Zoals we zullen zien zorgde Evertje tijdens haar leven vaker voor leden van haar familie, die ze allemaal in huis nam. Maar goed, dit zijn slechts gissingen helaas. Er zullen nog wel meer scenario’s denkbaar zijn om deze bijzondere feiten tot een kloppend geheel te maken…

Postzegel van de French Antarctic Territory in 2017 ter herinnering aan de grote reis

In ieder geval ziet het er naar uit, dat vader en dochter op 7 augustus 1702 in hetzelfde huis in Amsterdam wonen. Als de notaris bij hen aan de deur komt, blijkt Willem de Vlamingh absent. Daarom leest de notaris de officiële aanzegging aan Evertje voor. Die antwoordt daarop dat Willem de stad uit is, maar dat zij wel een kopie van de akte wil.

 

We hebben geen idee waar Willem naar toe was. Wat we wel weten, is dat hij nog levend rondliep en in staat was de stad uit te gaan op 7 augustus 1702!

Maak jouw eigen website met JouwWeb