BATAVIA

De bedoeling was dat de drie schippers van de expeditie met de eerstvolgende retourvloot naar Nederland zouden varen om uitgebreid verslag te kunnen doen van hun reis (1). Maar aangezien het pas half maart was en de volgende vloot nog meer dan een half jaar op zich zou laten wachten, werden ze vrij snel na hun lange tocht alweer ingedeeld voor een volgende klus. Kapiteins waren toen net als buschauffeurs. Na het volbrengen van de ene tocht moesten ze een andere rit uitvoeren, vaak ook op andere schepen (2). Deze keer behielden alle drie de schippers hun schip echter voor nog een extra trip. 

 

Willem de Vlamingh en Gerrit Collaert zeilden op 4 mei met de Geelvinck en de Nijptangh naar Bengalen (het huidige Bangladesh en West-Bengalen). De eerste vervoerde bijna 40.000 zilveren ducaten plus een heleboel lappen stof, koper en foelie. De tweede had naast goederen iets meer dan 25.500 gulden aan contanten boord. Michiel Bloem, die op verschillende reizen de vaste opperstuurman van Willem van Vlamingh was geweest, ging ook dit keer met hem mee, maar overleefde deze tocht niet en stierf op 14 september in Bengalen (3).

De drie schepen getekend op de kaart die van de kust van het Zuydland is gemaakt

Michiel Blom in Bengalen overleden. Zie: Nationaal Archief te Den Haag onder VOC de rubriek Overgekomen brieven en papieren, 1.04.02, inventarisnummer: 1589, (Katern: Batavia, pagina 1232 (= scan 125))

Postzegel van Moni (het huidige Christmas Island) naar aanleiding van de reis van Willem de Vlamingh

Ook Cornelis bleef na zijn reis naar het Zuydland nog even aan het roer van ‘t Weseltje. Hij kreeg de opdracht om eerst terug te keren naar het eiland Moni (dat de expeditieleden op hun tocht hadden overgeslagen) om nog eens beter te onderzoeken wat daar precies te vinden was. Men had uit het logboek van Willem de Vlamingh begrepen dat op Moni hoge bomen stonden waar misschien wel goede masten voor VOC-schepen uit te vervaardigen waren. Cornelis werd teruggestuurd om er een paar mee te nemen, het liefst zoveel als hij bergen kon. Bij hem aan boord gingen ook acht inlanders mee (bestaande uijt 4 Maccassaren en 4 Mardijkers) die het hele eiland moesten doorkruisen op zoek naar vruchten, kruiden, zoet drinkwater en alles wat maar van belang kon zijn voor de compagnie. Want wat in het Zuydland niet te vinden was, was op dit eiland veel dichterbij wellicht wel te halen.

Rond mei-juni 1697 bleek het echter opeens zulk slecht weer geworden, dat Cornelis de Vlamingh op het eiland Moni niet aan land kon komen (4). Hij keerde onverrichterzake terug naar Batavia. Ook deze expeditie werd door de VOC als mislukt beschouwd. Direct daarop werd Cornelis met ‘t Weseltje alsnog achter de anderen aan naar Bengalen gestuurd.

Nog meer extra klussen

Helaas komen de voormalige expeditieleden pas na ruim een half jaar terug uit Bengalen en zijn tegen die tijd de voorbereidingen voor een nieuwe retourvloot richting het vaderland al afgerond. Claes Bichon is al benoemd tot commandeur, er is al tweemaal een biddag gehouden en ook hebben alle betrokken schippers het traditionele afscheidsmaal al gekregen als Willem de Vlamingh op 23 november 1697 met de Geelvinck in Batavia aankomt.

 

Hoewel ze met zijn drieën tegelijk vanuit Bengalen waren vertrokken, is Willem alweer bijna een week terug op Java als de Nijptangh en ‘t Weseltje arriveren. Dat was te laat om nog mee te kunnen met de aanstaande vloot die op 30 november vertrok (5). De Nijptangh moet dan nog uitgeladen worden. Behalve een lading tarwe en salpeter vervoerde hij amphioen, wat het ouderwetse woord is voor opium!

Van deze extra tocht naar Bengalen weten we zeker dat onze drie schippers - Willem en Cornelis de Vlamingh en Gerrit Collaert - ze hebben gemaakt. Zodra ze echter terug zijn in Batavia worden de schepen direct opnieuw uitgezonden. De Geelvinck wordt van 3 tot 11 december nog even snel achter de retourvloot aan gestuurd om verschillende papieren af te geven en ‘t Weseltje vertrekt van 14 tot 18 december voor een tochtje naar Bantam om aan de gezaghebber aldaar te vragen wat voor geschenk het VOC-bestuur het beste aan de sultan kon geven. We weten niet zeker of Willem en Cornelis deze tochten daadwerkelijk hebben gemaakt of dat andere schippers inmiddels de schepen bestuurden. Feit is wel dat de hoeker de Nijptangh pas op 8 januari een andere kapitein kreeg en dat onze drie schippers pas op 11 februari definitief met de retourvloot terug naar Nederland vertrekken: Willem als schipper aan boord van het schip de Gent, Cornelis op de Boor en Gerrit Collaert op de Carthago (deze laatste twee beiden in een lagere rang dan schipper).

Gezicht op de stad en het kasteel van Batavia, getekend door Johannes Nessel (in 1650). Meer over het Kasteel van Batavia op Wikipedia

Mislukt

De drie schippers van de expeditie naar het Zuydland waren dus zelf niet aanwezig op de eerste vloot die naar het thuisland voer, maar hun logboeken en alle gevonden voorwerpen waren wel meegegeven met commandeur Claes Bichon op het schip ‘s Lands Welvaren. Misschien heeft het feit dat Willem zijn bevindingen niet meteen kon toelichten bijgedragen aan de negatieve beoordeling van zijn opdrachtgevers over de reis. In Amsterdam was men namelijk totaal niet tevreden met de resultaten van Willems tocht naar het Zuydland.

Ten eerste vonden de bestuursleden van de VOC het uiterst teleurstellend dat er geen schipbreukelingen waren teruggevonden of oude wrakken (met aan boord kisten vol geld). De Vergulde Draak had bijvoorbeeld voor 78.000 gulden aan goud en zilver aan boord! Geen wonder dat men daar naar bleef zoeken, zelfs veertig jaar na dato. Al was het natuurlijk ijdele hoop om ooit nog iets van die schepen terug te vinden. Voor ons voelt het ook na al die tijd nog als onrechtvaardig om het Willem de Vlamingh aan te rekenen dat daar allemaal niets meer van over was.

Daarnaast achtte men de hele onderneming mislukt omdat er geen rijkdommen in het Zuydland ontdekt waren, noch steden om handel mee te drijven. Dus had het de VOC niets opgeleverd. Maar waar niets is, valt niets te vinden, toch?! Dus ook dit is ons inziens geenszins de schuld van Willem. Hij heeft alles gedaan wat menselijkerwijs mogelijk was. (Even voor de goede orde, de VOC vond de ontdekkingsreis van Abel Tasman trouwens ook mislukt!)

De snuijsterijen die men aan de schepen had meegegeven om handel mee te drijven in het Zuydland werden na de reis in Batavia publiekelijk verkocht. Het meeste met verlies, omdat sommige spullen al beschadigd waren, in slechte conditie verkeerden of gantsch ongewilt waren. De aankoop had de VOC oorspronkelijk 2.511 gulden gekost, maar de goederen brachten nu slechts een kleine 1.716 op. Een verliespost van bijna 800 gulden.

 

Er was meer verlies, want niet alles wat de expeditie wél had opgeleverd bereikte de opdrachtgevers. Zo zou commandeur Bichon de aquarellen die tekenaar Victor Victorszoon onderweg had gemaakt, gewoon meegenomen hebben naar zijn eigen huis! Het ging om maar liefst elf schilderijen (6) die een beeld gaven van diverse plaatsen op het Zuydland en van alle eiland die men onderweg had aangedaan, zelfs eentje van het eiland Moni die niet tot hun opdracht behoorde (7). Deze aquarellen waren eeuwenlang zoek, totdat Günter Schilder ze in 1970 terugvond in het Maritiem Museum te Rotterdam.

Een van de teruggevonden aquarellen van Victor Victorszoon

(van het eiland Amsterdam)

Wat de opdrachtgevers in Amsterdam wel in handen kregen sprak niet tot hun verbeelding. Naast de drie logboeken ook wat geurend hout en de flesjes met olie die men daaruit vervaardigd had. Maar de gouverneur-generaal van Batavia waarschuwt de mannen in Nederland er in een begeleidende brief (8al voor dat zij in Batavia de geur van dat hout al niet meer konden ruiken.

Ook het kastje met aan het strand van het Zuydland verzamelde schulpjens (schelpjes), vrugten en gewassen etc heeft naar het oordeel van de gouverneur niet veel om het lijf. Volgens hem zijn deze producten elders in India zelfs van betere kwaliteit te vinden.

 

De drie zwarte zwanen die Willem gevangen had en heelhuids in Batavia afleverde, had men graag naar Nederland doorgezonden, maar zij zijn allen op Java gestorven.

 

Rest alleen nog de tinnen schotel die Dirk Hartog ooit eerder in het Zuydland achterliet en die de ontvangers in Amsterdam nu konden bewonderen.

De gouverneur van Batavia voelt de bui al hangen en probeert het in zijn schrijven nog een beetje voor de schipper op te nemen. Zijn conclusie luidt dat het jammer is dat er in het Zuydland niets dan dor, bar, woest land te vinden was, maar dit is naar zijn oordeel niet de schuld van Willem de Vlamingh. De leider van de expeditie heeft zijn opdracht verder correct uitgevoerd en het vreemde land conform zijn instructie goed geobserveerd. Dat was een zeer terechte conclusie: de expeditie had perfecte kaarten van de hele westkust van Australië opgeleverd, waardoor er voortaan veel minder schepen op die kust stuk liepen! (9)

Willem de Vlamingh heeft een groot deel van de westkust van Australië in kaart gebracht en daardoor liepen er veel minder schepen op de klippen. In het Nationaal archief te Den Haag bewaart men een kaart van de Indischen Archipel waarop de ontdekkingen van Abel Tasman in 1644 en die op de westkust van Nieuw-Holland door de Vlaming in 1697 staan aangegeven. (Hollandia Nova door Isaak de Graaf)

Het oordeel van burgemeester Witsen is echter vernietigend. In een Engelstalige brief aan de Engelsman Martin Lister (een arts en natuurkenner) concludeert hij: On this voyage nothing hath been discovered which can bee any way servicable to the compagny. (Op deze tocht is er niets ontdekt dat ook maar enigszins van dienst kan zijn voor de compagnie) (10).

 

Nicolaes Witsen, die veel van de hele onderneming had verwacht en daarover tegen iedereen had opgeschept, was uitermate teleurgesteld in de resultaten en hij verweet Willem de Vlamingh luiheid en laksheid. Zo zou de expeditieleider tegen zijn uitdrukkelijke instructie in volgens burgemeester Witsen nergens meer dan drie dagen geweest zijn (hetgeen geheel niet waar is).

In zijn frustratie omschrijft hij Willem zelfs als een alcoholist. In zijn ogen zou de commandeur te veel tot de dronk geslagen zijn en hij had sijn tijt aan de Kaap verlegen met gasterijen en vrolijk maeken (11).

Wij worden plaatsvervangend kwaad wanneer wij deze valse beschuldigingen lezen. In onze ogen had Willem juist al zijn taken zeer precies uitgevoerd, waaronder ook de enorme omweg naar de eilanden Tristan Da Cunha, onder uiterst barre omstandigheden, zodat veel van zijn mannen ziek waren geworden en zijn schip opgeknapt moest worden. Dat is de reden dat ze langer dan gemiddeld in het verversingsstation aan de Kaap verbleven. Dus bij nader inzien was het Witsens eigen schuld, die had deze extra omweg zelf op het laatste moment aan de instructies voor de expeditie toegevoegd.

 

Doordat de VOC de tocht als mislukt beoordeelde, is Willem de Vlamingh geheel ten onrechte een totaal onbekende persoon in de Nederlandse geschiedenisboeken gebleven. In onze ogen zijn de gemaakte verwijten stuk voor stuk niet correct en verdient hij meer erkenning, bekendheid en een vorm van rehabilitatie!!

Nu heeft Willem een straatnaambordje in Hilversum en op Vlieland. Dat zouden er wat ons betreft veel meer mogen zijn!!