EEN GREEP UIT DE INVENTARIS

We nemen u mee in het huis van Cornelis en Constantia en geven u zo een inkijkje in hun materiële welvaart.

Het huis

Bij het opmaken van de inventaris loopt de notaris van boven naar beneden door het huis en alleen al door alle verschillende ruimtes leren we hun woonomgeving een beetje kennen. Zo te lezen had het huis meerdere verdiepingen.

 

We starten op de vliering. Dan volgen een pakzolder, een kleerzolder en een achterzolder. Vervolgens de meidenkamer (van het inwonende dienstmeisje waarschijnlijk). Via een portaaltje lopen we door de achterkamer, de voorkamer, de sijdelkamer (zijkamer) en de binnenkamer. Dan naar het voorhuis, de gang, de eetzaal en nog een ruimte die gewoon de zael wordt genoemd en die de plek lijkt waar geslapen wordt. Had de kamer van het dienstertje een bedstee, hier staat 1 ledikant met blauw laken-behangsel. Tot slot de keuken, de benedengang, de provisiekelder, de wijnkelder en de voorkelder. Uit deze indeling is het aannemelijk dat de keuken helemaal beneden in het huis zat, dicht bij de kelder, zoals in die tijd wel vaker het geval was.

Serviesgoed

Overal waar hij komt schrijft de notaris op wat hij ziet en wij kijken nieuwsgierig mee. Het eerste dat opvalt is hoeveel er van alles is. Cornelis en Constantia hadden niet gewoon een stapel borden, maar 66 tafelborden, 12 marseille borden, 30 borden van diverse soorten en tevens 14 booterschooteltjes. Voor elke gelegenheid een eigen servies, lijkt het wel. Wat moet een mens anders met 56 blauwe kopjes voor koffie en thee met evenveel bijpassende schoteltjes, en daarnaast ook nog eens 55 paar bruin, 10 paar rood-witte Japanse en 52 paar gecoulleurd (= gekleurde) kop en schotels, plus in een andere kast nog een set van 55 stuks en daarnaast óók nog serviezen voor chocola in allerlei kleuren. Bovendien bezitten ze een flink aantal borden van porselein, dus allemaal even chique.

 

Er zijn suikerbussen met deksels, schalen en kommetjes, grote en kleine houten wijnbakjes, slabakjes, servies voor olie en azijn, peperbussen en zoutvaatjes,  bierkannen, pijpkannetjes en een melkkan. Ze hadden dus niet gewoon kommetjes, maar speciale sauskommetjes en spoelkommetjes. Niet gewoon één tafel, maar een schenktafeltje, een veldtafel en theetafeltjes.

 

Voor ons is het opmerkelijk dat er in de keuken een kast staat die van boven tot onder gevuld is met enkel spullen die gemaakt zijn van tin. Niet alleen borden en kommen, maar ook potten, een waterfles, een vijzel met stamper en een vergiet. Voor hen was zo’n tinnen kast waarschijnlijk heel gewoon.

Waardevolle spullen

Behalve een hele kast voor tin is er ook een kast met alleen maar zilver. Die staat goed zichtbaar in de binnenkamer. Daarin lijken de familieleden hun belangrijkste zaken op te bergen, waaronder natuurlijk het zilveren bestek en (nog meer) serviesgoed. Cornelis bewaart hierin zijn tabakconvoirtje met een kwispedoor (een bakje waarin hij het sap van zijn pruimtabak kon uitspugen) en voor Constantia stond er onder andere een poederdoos, speldenbakje en vingerhoed. Bovendien treffen we er meerdere snuifdoosjes en reukflesjes. Hierin vinden we ook de twee kettingen.

Daarnaast ligt er in deze kast een schildpaddoosje met goudbeslag, paarlemoer en gouden knoopjes. En wat te denken van een hoornen doosje met daarin wat gruijs van pedro del porco aan een gouden kettingje. Het gaat hier om het gruis van een bezoarsteen in de galblaas van het Indische stekelvarken, meestal gebruikt als middel tegen vergiftigingen. In vroeger tijden schreef men aan deze “steen” magische krachten toe. Doordat het ding aan een gouden kettinkje bevestigd zat, kon je het makkelijk in een vloeistof hangen om de geneeskracht van de steen daarin te laten overgaan. Bezoarstenen werden gezien als een versterkend middel en gebruikt tegen de pest, epilepsie, vergiftiging en buikloop. Wie de boeken van Harry Potter heeft gelezen, is het woord al vaker tegengekomen, want J.K. Rowling laat de bezoar gebruiken als tegengif tegen de meeste giftige toverdranken.

De sfeer van die tijd

We komen wel meer vreemde voorwerpen tegen waarvan ons niet helemaal duidelijk is wat het precies is, zoals glazen hangblakers en pulpiters, blakertjes en dompertjes, genade dasjes, een draakflesje en 1 omber spel. Het klinkt allemaal even leuk! 

 

En wat is het genieten om allerlei ouderwetse voorwerpen voorbij te zien komen, zoals 1 vergulde blaeslantaern, lampetten, doofpotten en strijkijzers, een inktkoker, een tobbe, een scheerbekken, bezems en schrobbers, kandelaars met snuiters en een snuiterbak, een heuse koffievaas (grappig woord) met een kraan, een koelvat van blik en een lopend spit met een koperen braadpan. Je ziet gewoon voor je hoe zij vroeger het huishouden deden. Alhoewel, daar had Constantia haar dienstmeisjes en huishoudsters voor natuurlijk.

 

Overal op de vloer ligt gewoon zeil met daarop matten en lappen, terwijl ze op zolder een paar oude tapijten bewaren. Behalve kussens gebruiken ze in bed ook peluwen om rechterop te zitten en hun matrassen waren gevuld met watten of paardenhaar.

 

Door het hele huis staan trouwens spullen uit Oostindië, door henzelf meedegebragt uijt Indien in t’ Jaar 1715. Op zolder Oostindische opbergkisten met daarin eenige oude gordijnen en lappen of een paar Indische medicijnflesjes meest ledig. Beneden in de voorkamer een gladde Oostindische rustbank, dito ladentafeltje en kabinet. Verder is er in huis ook nog een staande horlogie (klok) met een Oostindische kas, die acht dagen loopt voordat hij weer moet worden opgewonden. Drie balimandtjes, verlakte oostindische emmertjes voor de schoorsteen, Japanse schotels en viskommen, Oostindische theebakjes en een Bengaalse kris. We krijgen door deze boedelinventaris wel een beeld, niet alleen van de weelde, maar ook van de sfeer in huis.

 

Even voelen we ontroering als we lezen dat Cornelis en Constantia op zolder een kist bewaren met 20 catoene kinderenhembdjes en een poppenservies. Op zolder staat ook een lege papegaaienkooi en turf omtrent 300 mand ter waarde van 80 gulden. Aan alcohol eveneens geen gebrek: ze bezitten maar liefst 200 bottels wijn en 100 lege bottels, naast een heleboel brandewijn en likeur ter waarde van 50 gulden, toe maar!

 

In de binnenkamer voor de schoorsteen een porcelijne water-viskom (blijkbaar hielden ze eerst een papegaai en later vissen) en daarnaast staan op de schoorsteenmantel 2 pourtraitten à 15 gulden het stuk. Twee portretten? Van wie dan? Wellicht van henzelf misschien?

Erfstukken

Er is een lijstje met kostbaarheden die Constantia in haar testament deels aan haar neefjes en nichtjes heeft beloofd en deels voor de weeskamer wil verkopen. 

 

De belangrijkste erfstukken zijn:

- een zeer grote diamanten ring in de vorm van een roos in zilver gezet wiens waarde geschat wordt op 4000 gulden

- een gouden horloge met toebehoren, dus met haack ketting en signet

- een kerkboek van zwart fluweel met goud beslag 

- een gouden beugeltas die op 276 gulden wordt getaxeerd

 

Een greep uit Constantia’s juwelen die verkocht zullen worden en waarvan de opbrengst (ruim 7000 gulden) naar de Amsterdamse weeskamer zal gaan:

- een kruis met 5 grote en 5 kleine diamanten en een grote kropsteen

- een dubbel parelsnoer van 122 parels

Verder armbandjes, ringetjes en oorbelletjes, zoals daar zijn:

- een pinkringetje met 7 diamantjes

- twee oorringetjes met diamantjes

- een vingerhoedkokertje

- een ceintuur en ga zo maar door.

 

Deze zoon van Willem de Vlamingh heeft het ver geschopt. Het echtpaar lijkt behoorlijk welgesteld.

Kleding

Bent u de eindeloze rij aan opsommingen van inboedel al zat? Bedenk dan dat wij hier slechts een selectie benoemen van alles wat beschreven is in de ellenlange inventaris. En we zijn er nog niet, want we missen natuurlijk nog de stapels lakens en handdoeken. Daarnaast maar liefst 26 tafellakens en meer dan 100 slopen, plus servetten (bijna 300 stuks!) en een berg neusdoeken. Wat moet een mens daar allemaal mee?

 

Sta ons toe om ook nog een kleine greep uit alle kleren te benoemen. Naast rokken en onderrokken bijvoorbeeld ook twee hoepelrokken. Prachtige japonnen - onder andere eentje van Oostindische zijde stof en eentje van damast. Constantia moet er beeldig uitgezien hebben. Van de mof oordeelt de notaris zelfs dat hij zeer moij is. Ze bezat 1 paer schoenen, 5 paar muijlen en een paer Engelse klaks. Wat die mensen allemaal wel niet droegen vroeger: kapotjes en fibula’s, gaase kappen en palatines, wel drie tullebanden met goud en een sjerp, 33 ondermutsen en 7 nachtmutsen, het kan niet op.

 

Van Cornelis treffen we minder elegant goed aan. Na de 8 mans-borstrokken, in zowel wit als gingans volgen 9 witte onderbroeken waarbij expliciet staat vermeld dat ze oud zijn, verder een omgekeerde camisool (die uit zuinigheid dus misschien was uitgelegd), mans-hemden én een mans-japon. Wat we ons bij dit laatste kledingstuk moeten voorstellen weten we niet precies, misschien een nachthemd en een nachtjapon voor Cornelis?

 

De meest opvallende items in de kledingkast zijn: een aantal losse mouwen, naast kousen, mutsen en hoeden ook verschillende pruiken, 6 katoenen scheerdoeken, 12 halfluijertjes (waar zouden die toe dienen?), slaapzakken, een boezelaar (dat is een ander woord voor schort), plus 1 rode en 1 witte triumphante tabbaart. En wat doet dat gemak koffertje daar? Bovendien vinden wij het nogal bijzonder dat zij een complete set van rouwkleren bezaten, waaronder niet alleen 2 paar rouwmuylen, maar ook 1 paar rouwschoenen

De buitenboel

Wie denkt dat we er zijn, heeft het mis, want we gaan nog naar buiten. Cornelis en Constantia blijken dieren bezeten te hebben. Het vee - 36 ossen en 11 koeien - wordt getaxeerd door de plaatselijke slager: meer dan 2500 gulden.

 

Huislieden op ‘t Gein taxeren op de buitenplaats: een partij hooi, twee wagens, een rolblok, een varken, harken, schoppen en ander tuinmansgereedschap.

 

Een meester zadelmaker en een wagenmaker uit Weesp taxeren een zwemmerwagen, een faetonswagen en een open wagentje, alle met toebehoren. Plus twee zwarte paarden - merries van respectievelijk 9 en 10 jaar oud - twee merries van 6 jaar en een kreupel werkpaard in ‘t Land, oud neegen jaaren. Ze hielden ook schapen.

De rest

Aan het eind van de inventaris volgen er ook nog bladzijdenlang lijsten van huizen, aandelen in schepen en obligaties die Cornelis en Constantia bezaten. De huizen en schepen zijn eerder in dit hoofdstuk al behandeld. De obligaties volgen in het hoofdstuk hierna. 

 

Tot slot meldt de notaris nog dat er 1500 gulden aan contant geld in de kassa zit en er staat 3243 gulden op de bank.


Op 4 november 1734 volgt er overigens een kleine uitbreiding van deze uitgebreide inventaris, omdat er een aantal dingen zijn die Cornelis later nog te binnen schoten. Onder andere een hele lijst aan obligaties en schulden die hij tesamen met Jan Oortman had uitstaan, die ook weer voor de helft is doorgestreept. Evenals allerlei obligaties aan familieleden, zoals aan zijn neef Arend Selkart, diens vader Hendrik Selkart en aan de dan inmiddels overleden Johan Salomon Rosthuijsen (die getrouwd was met de dochter van Cornelis’ zus Evertje).