OM EEN MUURTJE

 

Een aparte pagina over een muurtje? Jazeker! Ook in het verleden werden burenruzies tot bloedens toe uitgevochten. Dat ondervond Evertje in een van de vele huizen waarin zij gedurende haar leven heeft gewoond. Zij wordt daar geconfronteerd met een behoorlijk lastige buurman. Dit verhaal zou in het hedendaagse televisieprogramma De Rijdende Rechter niet hebben misstaan. Wij vinden de ontwikkelingen rondom deze twist de moeite waard. Het geeft een prachtig inkijkje in het verleden en in een stukje van het leven van Evertje Vlaming

 

Het gaat om het huis aan de Singel gelegen naast het hoekhuis van de Bergstraat. In het belendende pand op de Singel woonde Piet Veeris, de Amsterdamse koopman die we al eerder tegenkwamen. Bij hem kocht Evertje in 1728 tabak voor haar neefjes Arend en Casper. De weduwe ging dus naast een oude bekende wonen toen zij het grachtenpand begin 1732 kocht. Evertje zal nog een grote steun hebben aan deze Piet Veeris in de paar jaar dat zij aan de Singel woont.

Welles-nietes

In de koopakte van 18 maart 1732 lezen we dat het gaat om Huijs en Erve, staande en geleegen binnen deze stadt op de Cingel aan de West-Zijde, naast het hoek-huis van de Berg-straat, met een gang of keukentje uitkoomende in dezelve Berg-straat [Zie de akte van 18 maart 1732 bij notaris Mattijs Maten de Jonge]. Het venijn zit 'm als altijd ook hier in de staart. 

 

Evertjes nieuwe huis komt aan de achterkant dus met een gang of keukentje uit in de Bergstraat. Aan die kant grenst haar huis aan het erf van een andere buurman, de heer Jan van Tiel. Ooit stond op deze plek een huis, maar dat is afgebroken. Het is nu een leeg erf, waarop maar liefst twee nieuwe woningen zullen verrijzen. Het gaat vermoedelijk om de panden die nu nog altijd in de Bergstraat op de nummers 2 en 4 te bewonderen zijn.

 

De eerste keer dat we Evertje en haar buurman in de akten van het notarieel archief tegenkomen, is de ruzie tussen hen duidelijk al een tijdje bezig. Dat is logisch. Eerst probeer je er bij onmin onderling uit te komen en pas wanneer het geschil uit de hand loopt, zoek je het allebei hogerop. 

 

De verslagen over de gebeurtenissen die we in de boeken van hun beider notarissen vinden, doen ons erg aan proces verbalen van de politie denken. Blijkbaar renden de mensen vroeger voor dit soort dingen naar de notaris en liet men daar officieel alle voorvallen vastleggen om later sterker te staan wanneer de zaak ooit voor een rechter kwam. 

 

Op 12 juli 1732 getuigen twee graversknechten bij notaris Isaak Angelkot voor Evertje. Zij vertellen hoe de twee mannen de hele middag aan het graven zijn geweest bij haar keukentje om te zien hoe het gesteld is met de fundamenten van de muur bij haar achterhuis. Terwijl zij zo aan het werk zijn komt buurman Jan van Tiel telkens samen met zijn schoonzoon David Ondermolen even een kijkje nemen naar hun graafwerkzaamheden om vervolgens weer te vertrekken.

 

Om zes uur ‘s avonds echter komen de twee nieuwsgierige buurmannen niet alleen opnieuw even kijken, maar gelasten de gravers te stoppen met hun werkzaamheden en dreigen hen zelfs soo sy niet aanstonds uytscheyden dat zy hun van het werk souden schoppen of met stokken daar souden afslaan. Na deze dreigementen hebben de twee gravers hun werkzaamheden toen maar snel neergelegd.

 

Buurman van Tiel is zo te zien van mening dat de muur waar het om draait gebouwd is op de fundamenten van zijn huis en dus zijn eigendom is. Daarom is het des te opmerkelijker dat hij werklieden die de waarheid van deze bewering proberen te onderzoeken het liefst zo snel mogelijk weg wil hebben. Eigenlijk zegt ons dat al genoeg, toch?

 

Eind augustus heeft Evertje drie andere werknemers bereid gevonden om opnieuw een blik op het fundament van haar keukentje te werpen [Zie de akte van 28 augustus 1732 bij notaris Isaak Angelkot]. Een opperman, metselaar en knecht komen tot de conclusie dat het keukentje rust op een muur die los is. Volgens hen is deze muur alleen gemaakt tot dekking van het secreet huys. Het secreet is een toilet. Door deze passage realiseerden wij ons dat de familie de Vlaming nog geen wc’s binnenshuis had en dat iedereen in die tijd zijn behoeften in een apart hokje achter het huis moest doen, maar dat terzijde.

 

De muur waar de hele ruzie om draait is volgens de door haar ingehuurde werklui dus gewoon van Evertje. Voor de zekerheid laat zij dat ook nog eens bevestigen door degene waar zij het huis een half jaar eerder van kocht. De vorige eigenaresse van Singel 148 [De nummering is van later tijd] is de 79-jarige Maria Blok. De oude dame verschijnt op verzoek van Evertje hoogstpersoonlijk bij de notaris om te bevestigen dat zij wel wist, dat het keukentje van het bovengenoemde Huijs [...] altyd heeft gehadt zyn vrye uijygangh in de Bergstraat; alsmede, dat de muur tusschen het voornoemde keukentje en het Huysje, nu door Jan van Tiel afgebrooken, al dien tyd is beset geweest met steentjes, en dat tegens dezelve muur door haar Deposante [=Maria Blok], omtrent veertigh jaaren geleeden, zyn doen aensetten zeekere twee kastjes en een neerslaande was- off schuurbank; alles sonder eenige de minste tegenstand, ofte oppositie, of contradictie van den Heer Livinus Meyer, die toen eygenaar was van ‘t Huysje van Jan van Tiel, en sonder dat zy deposante daarover ook ooyt is aangesprooken door hem, Jan van Tiel, zoolang dezelve de eygenaar is geweest, nogte by vertimmeringh, nogte by eenige andere voorvallen [Zie de akte van 1 september 1732 bij notaris Mattijs Maten de Jonge].

 

De vorige eigenaresse, die voor Evertje dertig jaar lang in het huis woonde, heeft dus nooit problemen over het muurtje gehad. Maar nu is het “huisje” van Jan van Tiel afgebroken. Hij gaat er twee nieuwe huizen voor in de plaats zetten en doet moeilijk over een keukentje dat Evertje in haar achterhuis heeft, bestaande uit een wasbak met twee kastjes. 

 

Volgens het koopcontract van Evertje staat zij echter in haar recht [Zie het koopcontract van 18 maart 1732 bij notaris Mattijs Maten de Jonge]. Zij kocht een huis mét een keukentje uitkomend op de Bergstraat. Bovendien toont onderzoek naar de fundamenten aan dat dit gedeelte van het huis niet bij het afgebroken huisje van Jan van Tiel hoort, maar daar los van staat. Er is dus niks aan de hand, zouden wij denken...

 

Toch lijkt Evertje er niet gerust op. Een maand later, op 23 september, laat zij een leger van maar liefst zes werklieden aanrukken om onderzoek te doen naar het fundament van het muurtje waarover thans proces is [Zie de akte van 23 september 1732 bij notaris Isaak Angelkot]. Opeens blijkt duidelijker wat er werkelijk aan de hand is: bij zijn sloopwerkzaamheden om twee nieuwe woningen te bouwen heeft Jan van Tiel óók de muur van Evertjes kleine achterkeuken weggehaald, waardoor de oude weduwe nu opeens met een groot gat zit in haar achterkeukentje! (Ze bezit gelukkig ook nog een grote keuken in het huis).

 

De zes opgetrommelde werklieden verklaren allemaal dat het hoogteverschil tussen de beide fundamenten van haar muurtje en zijn huis wel drie voet is, soodat het soo klaar als den dag haar getuijgen is voorgekomen, dat voorgemelde muur in questie langen tijd na de andere muuren van ‘t huijs van Jan van Thiel is gemaakt en aangelegt is geweest. 

 

Allen ondertekenen ze de akte met hun handtekening, van de timmerman en de metselaar tot en met hun beide knechten. Alleen een van de beide oppermannen, Dirk Elders, is het alfabet niet machtig en zet een kruisje bij zijn naam. Stuk voor stuk bekwame werklui, lijkt ons, die de boel grondig onderzocht hebben.

 

Maar de buurman is het totaal niet met hun oordeel eens en weet op zijn beurt een meestertimmerman plus twee gravers te vinden die de onderste steen boven halen [Zie de akte van 11 oktober 1732 bij notaris Jan Ardinois]. Opvallend genoeg komen deze drie deskundigen van de tegenpartij tot de conclusie dat het fundament van Jans huis weldegelijk op deselve hoogte en wyze gelegen heeft als dat van Evertje…

Een heuse knokploeg

Op 16 oktober verschijnen er maar liefst acht getuigen tegelijkertijd bij de notaris om voor Evertje te getuigen over spannende gebeurtenissen van een aantal dagen geleden. Het verslag dat zij geven zou zo in een hedendaagse krant kunnen.

 

Omdat de vervelende buurman zomaar een muur had afgebroken en Evertjes achterkeukentje langen tyd open was geweest, wilde zij graag een schutting laten aanleggen. Daartoe nodigde ze op dinsdag 7 oktober een aantal werklieden uit. Enkelen van hen zijn ook al eerder betrokken geweest bij de inspectie van het fundament. De mannen gaan tussen vijf en zes uur ‘s avonds aan de slag. Ze beginnen voortvarend aan het timmeren van een houten schutting voor Evertje [Zie de akte van 16 oktober 1732 bij notaris Isaak Angelkot].

 

Terwijl de werklieden daarmee bezig zijn, komt Jan van Tiel tesamen met zijn zoon en schoonzoon aansnellen om hen dat te beletten: rukkende de planken die door hun [de werklui] vast gespykert waeren wederom los en uyt hun handen. Evertjes arbeiders hebben hun gevaarlijke klus toen maar gestaakt en uitgesteld tot de volgende dag. De getimmerde schutting slechts half voltooid achterlatend.

 

Een andere getuige, Jan Visscher genaamd, die de bewuste dinsdagavond toevallig bij Evertje op bezoek was om over eenige affaires te spreeken, heeft gezien wat er is voorgevallen. Volgens hem heeft Evertje tegen haar boze buurman met alle bescheydenhyt gezegd dat zij slechts doet wat gepermitteert is en op ons eygen gront. Maar de drie aanvallers gingen door met hun gewelddadige gedrag. Toen is deze Jan Visscher tegen de drie mannen uitgevaren: gy zult uw handen branden, heeft hij geroepen, wy zyn hier in een stad van Regte, klaag als uw ongelyk geschiet. Daarop gingen Jan van Tiel en zijn familieleden eindelijk weg.

 

Evertje vertrouwt de situatie niet en nodigt twee nieuwe werklieden uit om die nacht in haar half afgetimmerde achterkeukentje de wacht te houden. De ene is de ongeletterde opperman Dirk Elders - die eerder al aanwezig was bij het onderzoek van de fundering - en de andere heet Philip Huygens. Die hele nacht van dinsdag op woensdag houden zij in het keukentje de wacht om te zorgen dat de bedreigde schutting niet stiekem door Jan van Tiel zal worden afgebroken. Begin oktober kunnen de nachten al best koud zijn, zeker zonder muur om de wind buiten te houden. Het blijft die nacht gelukkig rustig.

 

De volgende morgen komt buurman Pieter Veeris even aanwaaien bij Evertje. Al om half zeven in de ochtend! Ze laat hem de half betimmerde schutting in het achterkeukentje zien. Buurman Veeris staat net even met de twee wachters te praten als zij rond de klok van zeven uur zien hoe een grote groep van een stuk of veertien (of zelfs meer) personen zich op het lege erf van Jan van Tiel verzamelen, van timmermannen tot metselaarsknechten. Zij hebben hamers, bijtels en andere breekinstrumenten in hun handen en zijn overduidelijk van plan om Evertjes nieuwe schutting met geweld af te breken. Onder de indringers herkent Pieter Veeris zowel Jan van Tiel zelf, als opnieuw diens zoon en schoonzoon David Oudermolen.

 

Buurman Veeris bedenkt zich geen moment en springt ervoor. Hij roept de mannen meerdere keren op om geen geweld te gebruiken en raadt hen in plaats daarvan aan om naar de rechter te stappen. Ook houdt hij hen voor dat Jan van Tiel toch helemaal geen hinder van de schutting ondervindt en dat Evertje het ding op haar eigen grond bouwt. 

 

De vrouw des huizes biedt daarop direct aan om alles weg te breken mocht de rechter de mannen in het gelijk stellen. Doch welke vermaningen & waarschouwingen helemaal niet hielpen, want de indringers zijn op de voorgemelde schutting aangevallen, scheurende & rukkende de planken af & slaande met stokken. Waarop buurman Veeris eieren voor zijn geld koos en snel zijn eigen huis is binnen gevlucht, omdat hij geen zin had in deze violentie.

 

Best verstandig van buurman Veeris om zich uit de voeten te maken, want het lijkt erop dat buurman van Tiel een heuse knokploeg heeft opgetrommeld om zijn zin te krijgen. Al snel lopen de zaken uit de hand en komt het tot een handgemeen. Daar kunnen Dirk Elders en Philip Huygens van meepraten. De arme nachtelijke bewakers lopen rake klappen op.

 

Hoewel buurman Veeris nog had geroepen vooral geen geweld te gebruiken, schijnt David Oudermolen - de schoonzoon van Jan van Tiel - de bende opgehitst te hebben met de woorden: sa mannen, vat aan, breek weg, ik heb ordre van de schout, ik heb de brieven in mijn sak. Waarop het volk van Van Tiel op die vroege woensdagmorgen toeschoot slaande en stootende met bytels & scheurende & en rukkende also de planken aan stukkent.

 

Het gaat er zo fors aan toe dat Philip Huygens zelfs een slag met een van de stokken wordt toegebracht. Hij valt op de grond. Zodra hij weer is opgestaan, krijgt hij ook nog een rake tik op zijn hand waarvan hy seer gequetst was & veel bloed storte. Philip Huygens is daarop direct naar het huis van de hoofdofficier gerend om te klagen over het voorval. Nu, tien dagen later getuigend bij de notaris, kan hij nog steeds niet werken door deze kwetsuur aan zijn hand!

 

Ook de andere getuige, opperman Dirk Elders, heeft klappen opgelopen op zijn lijf en handen, sodanig dat de stokken aan stukken sprongen. Dirk heeft de gebroken stokken opgepakt en is zich eveneens bij de hoofdofficier gaan melden.

 

De laatste twee van de acht getuigen die gezamenlijk voor de notaris verschijnen die 16e oktober zijn de werklieden die op woensdagochtend rond de klok van zeven uur met een wagen vol hout voor de nieuwe schutting kwamen aanrijden. Zij hoorden buiten op straat al dat er gewelt gepleegt was om de schutting weg te breeken

 

Meerdere van deze getuigen melden dat de dochter van Evertje tot bloedens toe verwond raakte in de strijd. Hoe dat zo kwam staat het duidelijkst beschreven in de volgende akte van Abraham Post. Zijn achternaam doet vermoeden dat deze man familie van Evertje was en waarschijnlijk de vader van haar neef Gerrit Post (zie over hen de pagina over Evertje)

Er vloeit bloed

Een aantal dagen na de getuigenis van de voorgaande acht mensen, komt ook nog ene Abraham Post voor Evertje getuigen over hetzelfde voorval [Abraham Post legt op 25 oktober 1732 net als alle voorgaande werknemers zijn verklaring af bij notaris Isaak Angelkot]. Hoewel uit geen van de vorige bekentenissen blijkt dat er die bewuste ochtend nóg een persoon aanwezig was, geeft hij een helder ooggetuigenverslag van de gebeurtenissen van die dag.

 

Ook Abraham Post heeft zich die bewuste woensdagochtend op het vroege tijdstip van half zeven gemeld in het huis van Evertje op de Singel. Misschien had ze een geplande vergadering met zowel deze schipper op Breda als met Jan Visscher die eveneens zo vroeg op de dag op bezoek kwam om over enige affaires te spreken. 

 

Vreemd genoeg zegt deze Abraham Post dat hij een tijdje met de wachters en Pieter Veeris in het achterkeukentje heeft staan praten en benoemt hij zelfs de aanwezigheid van Evertjes dochter, maar er is in zijn verhaal geen spoor van Jan Visscher terug te vinden. Daarnaast heeft niemand van de eerdere getuigen Abraham Post onder de aanwezigen genoemd. Dat is wel apart…

 

De goede man blijkt toch van de hele gang van zaken op de hoogte te zijn. Hij zegt bij die occasie wel pertinent gesien te hebben dat een van de timmermansgezellen zijn beitel tussen de planken van de schutting sloeg om deze af te breken en dat Evertjes dochter hem zulx wilde beletten, en sijn hand greep, waarin hij de bijtel had. De bewuste timmermansknecht trok vervolgens zijn hand met een ruk los, waardoor hij niet alleen zijn eigen hand met de vlijmscherpe beitel bezeerde, maar ook de arm van Evertjes dochter een verwonding opliep waaruit zij swaar bloede. Bovendien raakten ook haar vingers geweldig gekneust en geblesseert

 

Ondanks deze verwondingen hoorde Abraham Post hoe David Ondermolen toch nog tegen de bovengenoemde knecht zei: hak maar toe. En de timmermansknecht zelf schijnt geroepen te hebben: vroumense hou je handen weg of ik kan ze af.

 

Het ging er hard aan toe op die bewuste ochtend. De rechter deed op 30 november 1734 uitspraak in de zaak. Pas twee jaar later dus, maar helaas hebben wij die stukken niet terug gevonden.

 

The soap continues

De uitspraak van de rechter heeft jammer genoeg geen rust gebracht. Integendeel! Buurman van Tiel blijft zeuren. Dit keer stapt hij niet zelf op Evertje af, maar stuurt hij zijn notaris bij haar langs. Op 22 april 1735 staat Jan Ardinois, vergezeld van twee getuigen, zomaar opeens bij Evertje op de stoep en kondigt officieel het volgende protest aan:

 

dat gij binnen de tijd van twee maal vier en twintig uuren het houte gootje en al het geene verders tegens de ijgene vrije muur van hem [Jan van Tiel] aenligt zult gelieven te amoveeren [weg te halen] ende weg te neemen als mede de agt duijm [ruim 50 centimeter] welke voor een osendrop [druipgang] of snijdinge buijten zijn [Jan van Tiel’s] muur moet blijven leggen, zult gelieven onbelemmert en open te laten, en dienvolgende al het geene in of op die snijdinge is, van daer weg te doen

 

Jan van Tiel ziet de muur van zijn huis als zijn eigendom en eist dat zijn buurvrouw daar niets tegenaan zet. Blijkbaar zijn de bouwwerkzaamheden op het lege erf inmiddels klaar en staan er nu twee nieuwe huizen op dat stuk grond in de Bergstraat (de huidige nummers 2 en 4). Tussen deze nieuwe panden en de woning van Evertje is een zogenaamde osendrop vrijgelaten: een smalle opening, ook wel druipgang genoemd, om het hemelwater van de naast elkaar gelegen huizen af te voeren.

 

De regen wordt zo te lezen opgevangen door een houten goot, maar dat zint de buurman niet. In dezelfde aankondiging eist hij namelijk ook nog dat Evertje binnen de tijd van agt dagen een gezamenlijke stenen goot zal laten aanleggen waarvan ze dan de kosten zullen delen. Na die twee maal vierentwintig uur en acht dagen zal Jan van Tiel er - bij monde van de notaris die deze boodschappen in levende lijve komt meedelen - toe overgaan om de stenen goot zelf te laten aanleggen en de kosten op de buurvrouw vorderen. 

 

Je zult maar op een dag je deur open doen en daar een notaris versterkt door twee wildvreemde getuigen aantreffen die zulke dreigende taal uitslaat! Maar Evertje staat haar mannetje en zegt dapper: Ik hoor en zie, en versoek Copie. Ze wil dus een kopietje van de voorgelezen akte om alles nog eens rustig door te lezen.

 

Dat de weduwe echt niet bang is voor haar vervelende buurman, blijkt uit het feit dat zij twee weken later een tweede pand koopt van dezelfde Maria Blok (van wie ook het huis was dat zij nu bewoont) en wel Bergstraat nummer 6. Het huis is herkenbaar aan de afbeelding van een korenmaat die in de gevel staat. Deze oude gevelsteen is door latere bewoners in 2018 prachtig gerestaureerd. Evertje koopt dus nog een huis in de Bergstraat en wel eentje pal  aan de andere kant naast de nummers 2 en 4 waar Jan van Tiel de eigenaar van is. Hun panden zijn slechts van elkaar gescheiden door een klein steegje. 

 

Blijkbaar is Evertje van plan om in dat nieuw aangekochte huis te gaan wonen, want een jaar later verkoopt ze het veel betwiste pand aan de Singel. De nieuwe bewoner wordt ene François Agtienhoven. In de akte van 26 april 1736, waarin Evertje haar neef Arend machtigt om alles voor deze overdracht te regelen, staat bij de passage over de gang of het keukentje dat uitkomt in de Bergstraat expliciet in de marge bijgeschreven dat dit de situatie is volgens de akte van koop daarvan zijnde. Deze extra opmerking is er duidelijk speciaal later aan toegevoegd om de nieuwe koper te steunen, mocht de heer van Tiel ook hem gaan lastigvallen.

Om een gootje

En ja hoor, François Agtienhoven heeft zijn nieuwe woning nog niet betrokken of buurman Zeurpiet klopt alweer aan. Als Jan van Tiel geen gehoor krijgt stuurt hij opnieuw zijn notaris Ardinois met twee getuigen op de nieuwe bewoner af [zie de akte van 10 november 1736]. We lezen dezelfde eisen en dreigementen als eerder aan Evertje.

 

Samenvattend komt het erop neer, dat de heer van Tiel direct na de verhuizing aan zijn nieuwe buur te kennen heeft gegeven dat langs de hele achter- en zijgevel van zijn (Jan van Tiels) huis een ruimte van acht duim vrij moet blijven, want dat behoort tot zijn eigendom. François Agtienhoven mag dus niets tegen die muur aanzetten en wordt vriendelijk verzocht al zijn spullen te verwijderen.

 

Ook wil Jan van Tiel nog steeds een stenen goot hebben. Waaruit we kunnen concluderen dat Evertje niet gezwicht is voor de druk van haar buurman :-)

 

Volgens Jan van Tiel heeft François Agtienhoven hem met diversche uytvlugten [...] om den tuyn geleyd en opgehouden iedere keer als hij over deze zaken begon. En dat niet alleen: François heeft zelfs een hele muur afgebroken aan de achterkant van zijn net betrokken huis. Wij vragen ons stiekem af of dat het zwaar bevochten muurtje van Evertje zou kunnen zijn?

 

Deze nieuwe buurman is zelfs nog onverschrokkener geweest dan onze Evertje, want hij heeft het gepresteerd om de twee openingen die Jan van Tiel in diens eigen zijmuur aanbracht te dichten! Eentje door er planken voor te zetten en de andere met een ijzeren plaat aangesmeerd met klei.  

 

Jan van Tiel is woest. Hij had de nieuwe bewoner volkomen onderrigt over wat er tussen hem en zijn voorgangster in de loop van de tijd allemaal was voorgevallen en ondanks dat doet de nieuwe buurman al deze dingen tegens uw beter weten aen. Ditmaal luidt de eis dat François Agtienhoven weer een behoorlyke muur optrekt, de houten goot en loden bak van Van Tiels achtermuur en de loden goot van zijn eigen zijmuur afhaalt, en hij wil natuurlijk de planken en de ijzeren plaat verwijderd hebben.

 

Er moet binnen 24 uur een antwoord komen, anders zal er - net zoals de vorige keer gedreigd werd - wat zwaaien. De heer van Tiel staat tenslotte in zijn recht, vindt hij. Dat laatste kan de notaris bevestigen met een aantal kopieën van vonnissen, onder andere in de zaak tegen Evertje Vlaming. [Daardoor weten we dat er uitspraken van de Schepenen moeten zijn en wel op de data 10 september 1732 en 30 november 1734]

 

Waar Evertje nog zei: "Ik hoor en zie en wil een kopie", daar antwoordt François Agtienhoven alleen: ik hoor en zie, maar hij weigert mordicus om de kopieën aan te nemen. Volgens François heeft hij daar niets mee van doen, met die kopieën. De notaris staat er maar mee in zijn hand en kondigt aan om de papieren dan maar gewoon achter te laten. Waarop François hem onverschillig antwoordt: dat ken je doen.

 

Gelukkig is de nieuwe bewoner niet erg onder de indruk van alle bombarie van zijn lastige buurman. Hij trekt zich zo te lezen niets van al het gezeur aan en zet gewoon spullen tegen muurtjes wanneer hem dat schikt. Sterker nog: bij maakt zelfs twee gaten dicht bij Jan van Tiel die hem niet zinnen. 

 

Dit gaat al een paar alinea’s lang eigenlijk niet meer over de familie de Vlaming. Waarom staat het dan toch op deze website?

 

Ten eerste is het fijn om het hele verhaal te vertellen. Ten tweede toont dit aanhoudende irritante gedrag van Jan van Tiel duidelijk dat het waarschijnlijk niet aan Evertje lag dat ze ruzie kreeg met haar buurman. Deze figuur gaat over lijken. Bijna letterlijk, want we ontdekten nog iets: als François Agtienhoven het huis aan de Singel koopt staat hij op het punt van trouwen met Anna Maria van Dulken. Ze zijn beiden 23 jaar oud en al hun ouders zijn reeds gestorven. Drie maanden later (in september) overlijdt Anna Maria van Dulken plotseling en op 10 november stuurt Jan van Tiel een notaris bij de rouwende buurman op zijn dak om te klagen over een stom muurtje!

 

Dat iemand als Jan van Tiel niet van ophouden weet, blijkt uit een akte van 30 september 1738 (dus twee jaar later) waarin hij nog altijd klaagt over een ijzeren plaat en een schot die François Agtienhoven voor Van Tiels openingen heeft geplaatst. Ook de houten en loden goten hangen - gezien het geklaag daarover in de akte - nog altijd op hun plek. Lekker puh!