PIETER BACKER

 

Pieter Backer was jarenlang de assistent van kolonel Willem Sautijn. Hij was de vaste handlanger die al het vuile werk voor deze topambtenaar opknapte. Zoals we zagen beledigde Pieter op een deftig feestje de schoonzus van Sautijn. De andere gasten pikten het onbeschofte gedrag van deze verlopen Duitser niet meer en stelden Sautijn een ultimatum. Die had geen andere keus dan Pieter de deur te wijzen.

 

Pieter Backer was zo in zijn eer gekrenkt dat hij wraak wilde nemen. Hij wist als voormalige partner in crime natuurlijk alles van de smerige zaakjes van Willem Sautijn en deed een boekje open over diens handel en wandel.

 

Uiteindelijk werd Pieter Backer zelf gevangen genomen en in de lente van 1724 voor de rechtbank van Amsterdam geleid. In twee weken tijd werd hij maar liefst acht keer door de schepenen verhoord. De volledige verslaglegging daarvan telt wel 35 pagina’s en is hier integraal overgenomen, omdat het ons gaandeweg steeds meer inzicht geeft in hoe de lijnen liepen en wie er allemaal bij de zaak betrokken waren. 

 

De ondervraging start helaas een beetje langzaam op. Ook moet de lezer in het begin waarschijnlijk even wennen aan het vreemde taalgebruik, omdat er steeds achter elk persoonlijk voornaamwoord staat naar wie het precies verwijst, dus “hij Gevangene” of “aan hem de Burgemeester”. Even doorbijten dus!

 

Wie doorleest komt aan het eind van deze getuigenis de naam van Evertje Vlamingh (door ons dikgedrukt) tegen en daar is het ons allemaal om te doen. Eerst komt er echter een hele rij van andere getuigen die een boekje opendoen over de omkooppraktijken bij de VOC en dat geeft een goed inkijkje in het reilen en zeilen achter de schermen. Hoewel Pieter Backer geprobeerd heeft Willem Sautijn ten val te brengen, komt hij zelf helemaal niet goed uit de verf, vooral omdat hij niet overal even geloofwaardig overkomt in onze ogen en de andere getuigen vaak een duidelijk beeld schetsen van de ware gang van zaken. Het eind van het liedje was dat Pieter Backer zelf gestraft werd.

 

Het verhoor van Pieter Backer voor de rechtbank begon op dinsdag 18 april, dat was de dag na Pasen. (Zie het Amsterdams stadsarchief nummer 5061 Inventaris van de Archieven van de Schout en Schepenen, van de Schepenen en van de Subalterne Rechtbanken. Onder 1. Strafzaken, bij 382 Confessieboeken (Verhoren der preventie) akte nummer 33 (pagina 55 tot pagina 90). En óók bij 5061 onder 1 (Strafzaken) nummer 641A):

 

18 April 1724

Present zijn de Officier en de Heren De Dieu & Van den Bempden Schepenen

Pieter Backer van Bremen ouwd 34 Jaaren Coopman

Gevraagd: of hij Gevangene niet is woonagtig alhier op de Heeren Graft het derde huys van de vyselstraat bij de Apoteker Angelkot

Segt: Ja

 

Gevraagd: door wat middel hij Gevangene syn familie komt te susteneren de doed onderhouden

Segt van syn vrouws en syn eyge capitaal te bestaan

 

Gevraagd: of hij Gevangene in het laast van Februarij of Maart dese Jaars niet op verschyde tijden is geweest ten huyse van Arent Kyser wonende in de Betanie dwarsstraat in het schip Sumatra.

Segt de nette tijd niet te weten maar aldaar van dit voorjaar enige rysen geweest tesijn

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet t’elkens aan Arent Kyser heeft gesegt gehad of hij niet enige stuurlieden wist die gaarn voor schipper in dienst van de oost Indische Compagnie alhier na Indien wilde varen en of hij Gevangene niet gesegt heeft dat hij daartoe grote occasie hadde om hun aan te helpen als maar aan syn huys wilde komen

Segt neen maar dat Arent Kyser hem Gevangene heeft aangesogt gehad en dikwils aan syn Gevangene huys is geweest om te versoeken dat hij Gevangene wilde enig volk na Oost Indien helpen ende ook op sekere tijd dat hij Gevangene de opper stuurman Cornelis Rynties alhier in Judicio present (aanwezig in de rechtbank) voor schipper na oost Indien wilde aanhelpen

Niet tegenstaande Arent Kyser hem Gevraadge infacie aansegt dat hy Gevangene te syne huysen verschyde malen aan hem Kyser heeft gebraagd gehad of niet wist enige stuurluyden die genegenthyd hadde om voor schipper na Indien te varen en de dat hij Kyser daarop hebbende geantwoord van neen hem yndelyk te voren is gekomen de voormelde Cornelis Rynties, en dat hij Kyser als doen is gegaan na het huys van hem Gevangene ende gesegt heeft dat hij nu iemand wist die sig voor schipper wilde laten aannemen

 

Gevraagd: of hij Gevangene daarop niet is gekomen ten huyse van de voorschreve Arent Kyser en of aldaar niet mede is gekomen de bovengenoemde stuurman Cornelis Rynties

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene in presentie van hem Arent Kyser ende ten syne huysen niet aan de voorschreve stuurman Arent Kyser heeft gevraagt gehad of hij stuurman voor schipper na Indien aangenomen wilde sijn

Segt Ja maar dat Kyser aan syn Gevangene huys van te voren was geweest en hem sulks hadde versogt ende dat hy Gevangene tegens de stuurman hadde gesegt Kyser is aan mijn huys geweest en heeft versogt dat ik voor uw wilde spreken dat gij schipper souwde worden. Niettegenstaande de voorschreve stuurman alhier in judicio present hem Gevangene in facio (in het gezicht?) aangesegt dat hij Gevangene hem stuurman sohaast op de kamer was gekomen hem stuurman heeft gevraagt gehad of voor schipper aangenomen wilde sijn, seggende hij Arent Kyser, die het selve mede komt te confirmeren dat hij Gevangene des daags tevoren aan het huys van hem Arent Kyser was geweest

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet daags tevoren is geweest aan het huys van Arent Kyser

Segt Neen

Niettegenstaande de voorschreve Arent Kyser hem Gevangene in facie aansegt dat hij de Gevangene des avonds te voren aan syn huys is geweest aanhebbende een rode mantel en dat sulks is geschied in presentie van de vrouw van hem Kyser, welke vrouw hij Gevangene nog toegraauwde, seggende moet gij alles weten, wat wij hier spreken, en dat sulks geweest is om seven of half seven uren

 

Gevraagd: of hij Gevangene des daags daaraan sprekende met de voorschreve stuurman in presentie van hem Arent Kyser niet heeft gesegt gehad dat hij Gevangene wel occasie hadde om hem stuurman voor schipper na Indien te helpen door de Heer Burgemeester de Haas, de Heeren Schepenen Musart, van Buren ende de Wit alsmede door de Heer bewinthebber Schuijt

Segt suls nooit gedagt gehad te hebben en die Heeren nooit genoemt te hebben, maar dat wel in het generaal (in het algemeen) heeft gesegt gehad, dat hij Gevangene wel voor hem wilde spreken

Niettegenstaande de voorschreve stuurman en Arent Kyser hem sulks in facie aanseggen en dat hij Gevangene in specie de vijf voorschreve Heeren heeft genoemt gehad

 

Gevraagd: of hij Gevangene ter dier tijd en inmediaat (onmiddellijk) daarop niet heeft gesegt gehad dat alle de voorschreve Heeren syn Gevangene goede vrienden waren maar dat om hem stuurman aan te helpen daarvoor moest werden betaalt vijentwintighondert guldens volgende daarbij siet die dingen gaan niet of de Heeren moeten eerst geld sien dan bind de dingen best

Ontkent het maar segt gesegt te hebben dat hij Gevangene voor hem stuurman wel wilde spreken maar dat er een present moet wesen van vijfentwintighondert guldens, maar dat hij duysent guldens vooraf moest geven

Niettegenstaande de voorschreve stuurman en Arent Kyser hem Gevangene in facie aanseggen dat al het gene in het laast gemelde vraagpoit staat ter nedergestelt alsoo de waarhyd is en hetselve met eede presenteeren te bevestigen

 

Gevraagd of de meergedagte stuurman in het voorstel van hem Gevangene geen sin hebbende of deselve stuurman niet ten huyse is uytgegaan seggende sig daarop te sullen bedenken

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene als doen Arent Kyser niet inmediaat daarop heeft gesonden ten huyse van de voorschreve stuurman om hem aan te seggen dat bij provisie maar met een sakje van seshondert guldens wilde wederkomen

Segt tegens Arent Kyser gesegt te hebben, segt tegens de stuurman wil hij geen duysent guldens geven laat hij bij provisie maar seshondert guldens brengen en dat Arent Kyser daarop heeft versogt dat voor hem gemaakt mog werden dat hij Kyser van de gehele vijventwintighondert guldens een hondert guldens voor sig mogt bekomen

Niettegenstaande Arent Kyser hem Gevangene in facie aansegt dat hij Gevangene hem Kyser heeft versogt gehad van te sullen gaan ten huyse van de voorschreve stuurman en hem weder te halen met de seshondert guldens en dat hij Kyser nimmermeer van hondert guldens heeft gesproken gehad

 

Gevraagd of de voorschreve stuurman niet op dieselve avond omtrent tegens half seven uren met het geld is gekomen ten huyse van meergenoemde Arent Kyser en of deselve stuurman aldaar het geld hebbende gebragt, hij Gevangene hetselve niet heeft ontfangen agter volgende de quitantie daarvan synde en in judicio geexhibeert (aan de rechtbank getoont)

Segt het sakje ongetelt ontfangen te hebben ende daarvoor de bovengemelde quitantie gegeven te hebben 

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet inmiddels heeft gesegt gehad dat hij Gevangene het meergemelde schipperschap aan hem stuurman souwde besorgen door de Heer Burgemeester de Haas of de Heer Schepen Musart

Ontkent het

Niettegenstaande Cornelis Rynties en Arent Kyser hem sulks in facie aanseggen

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet aan deselve stuurman heeft versogt gehad om het ongetelde sakje met seshondert guldens te willen dragen tot aan syn Gevangenes huys en of hij Gevangene daarop niet gemelde stuurman, die het sakje droeg met (mee) is gegaan uyt het huys van Arent Kyser, de doele straat door tot over de schapen Marct en of hij Gevangene aldaar met (mee) is gegaan in de Munt en of hij Gevangene niet aanstonds weder uyt deselve herberg is gekomen aan hebbende een roode mantel en of sij also tesamen niet syn gegaan tot aan het huys van de Heer Coronel Sautijn

Segt al hetgene in het vorenstaande vraagpoint de waarhyd te syn dat niet heeft gevraagt gehad of de stuurman het sakje met geld wilde brengen aan syn huys

 

Gevraagd: of hij Gevangene het sakje met geld voor het huys van de voorschreve Heer Coronel niet van de stuurman heeft overgenomen en aan het voorschreve huys hebbende aangeschelt of hij Gevangene tegens deselve stuurman niet heeft gesegt gehad de Heer Sautijn is niet t’huys ik sal maar binnengaan en so het wat u lang duurt eer ik weder kom, so gaat gij maar heen

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene met het sakje met geld in huys synde gegaan met inmediaat daarop met hetselve sakje de agterpoort van hetselve huys weder is uytgegaan ende also na (naar) syn Gevangenes huys

Segt Ja ende aldaar ten huyse de soon gesproken te hebben vragende of syn vader t’ of moeder t’huys was en gehoort hebbende van neen dat als doen gesegt heeft ik sal uw vader of moeder morgen wel spreken, vragende deselve soon of hij Gevangene wilde gaan ten huyse van de Heer Advocaat Schot, alwaar syn vader en moeder ter dier tijd met nog meer menschen waren

 

Gevraagd of des anderen daags de stuurman hierboven meermalen gemeld niet ter huyse van Arent Kyser is gekomen en of hij Gevangene aldaar niet mede is geweest ende alleen heeft gesproken met de voorschreve stuurman

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene tegens deselve stuurman niet heeft gesegt gehad ik verseker uw gij sult vastelijk geholpen worden

Segt Ja maar gesegt te hebben niet de paas of kermis schijten (een voor ons onbekende uitdrukking)

 

Gevraagd: of hij Gevangene daar niet bij heeft gevoegt gehad dat hij Gevangene des avonds tevoren bij de Heer Coronel Sautijn had gegeten en gedronken en dat die Heer te onvreden (ontevreden) was geweest dat hij stuurman niet mede in huys was gekomen ende een glas wijn gedronken ende een pyp Tabak gerookt

Segt sulks nooit gedagt gehad te hebben

Niettegenstaande de voorschreve stuurman hem sulks in facie aansegt

19 April 1724

Present zijn de Officier en de Heren Graafland & Van den Bempden Schepenen

Pieter Backer de Novo (opnieuw) gehoort

Gevraagd: of hij Gevangene in den Jaren 1723 niet verschyde male is geweest ten huyse van Willem Broeksmid wonende in de Hoogstraat alhier in judicio present

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene aldaar ten huyse niet diverse malen heeft gesegt gehad in presentie van deselve Broeksmit, Jacobus Crudop hiermede present ende Jan Styger dat Flaming boekhouder van de Equipage voor syn boekhouderschap aan de Heer Burgemeester de Haas had gegeven een Somme van sestienduysent gulden ende dat hij Gevangene daarmede om had gesolliciteert, en het ook wel souwde gekregen hebben, dog dat hij Gevangene daarvoor so veel geld aan de Heer Burgemeester de Haas alleen niet had willen geven, maar wel aan de Heeren van de Equipage tesamen



[Hier onderbreken we het verslag even omdat ons de naam Flaming opvalt. Over welke Vlaming zou dit gaan? Blijkbaar heette de boekhouder bij de VOC die nieuw aangenomen personen inschreef Flaming. Of wordt Evertje Vlaming hier aangewezen als boekhouder van de scheepsbemanning achter de schermen bij deze omkopingszaak? Maar men heeft het over “de Heeren van de Equipage”. Wellicht wordt Cornelis de Vlamingh wel bedoeld? Maar even verder lezen…]



In de marge is bij deze passage later bijgeschreven: Jan Styger hier in judicio present segt hem Gevangene mede in facie aan dat hij in den Jaare 1723 hebbende een pijp tabak te roken ten huyse van Willem Broeksmit distinctelijk heeft gehoord dat hij Gevangene heeft gesegt gehad ten aanhoren en bywesen van Crudop & Broeksmit alle het gene in het laast voorgemelde vraagpiont breder staat vermeld, dog met dat onderschijd dat niet verschijde malen maar alles maar eens hem Gevangene heeft horen seggen. Alsmede dat hij Gevangene niet heeft gesegt gehad van het geld te hebben willen geven aan alle de Heren van de Equipage maar simpelyk aan enige anderen Heeren (Actum 25 April 1724, present de Hr. H. Officier & de Heeren De Dieu & Van den Bempden Schepenen)

 

Segt neen maar dat de voorschreve getuygen selfs aan sodanige saken schuldig syn en dat Broeksmit als laatste het provoostschap van de Oost Indische Compagnie vacant was daarna heeft gestaan en daarvoor heeft willen betaleneen Somma van tweeduysent guldens en dat also die penningen niet aanstonds door hem Broeksmit konden werden gefoerneerd hij Crudop enige Thee en andere goederen onder Broeksmit ter goeder trouwen gedepositeert heeft getragt te belenen, dog dat naderhand enen prothé het geld heeft opgeschoten ten wiens behoeven Willem van der Meer, Crudop en enen Mathys Westervelt sig voor de restitutie van de gemelde penningen hebben verbonden en dat Broeksmit of syn vrouw tot securityd van van der Meer wegens syn ondertekening onder hem hebben gedepositeert enige juweelties en Chitsen (soort lappen stof)

Niettegenstaande Broeksmit hen Gevangene in facie aansegt dat het wel waar is dat het wel waar is dat hij Broeksmit op instigatie van het Gevangene heeft gesolliciteerd gehad na het provoostschap van de oostindische compagnie toen het de laaste maal vacant was, dog dat om hetselve te bekomen nimmermeer enig geld heeft belooft: dat het ook wel waar is dat hij Broeksmit omtrent dieselve tijd voor de notaris de Vicq een obligatie van tweeduysent guldens heeft gepasseert gehad alsoo die penningen in syn negotie (onderhandeling) benodigt hadden seggende nu mede Crudop en Broeksmit tesamen dat hij Crudop benevens Willem van der Meer en Mathys Westervelt sig als borgen voor de penningen in de gemelde obligatie begrepen heeft gestelt en dat hij Crudop niet anders geweten heeft als dat die penningen souwde werden besteet in de negotie van Broeksmit en van dat sy geen van beyde beleningen van Thee, Chitsen of andere goederen tot bekominge van de voorschreve tweeduysent guldens weten

 

Gevraagd: of hij Gevangene omtrent twee en een halve maand geleden tegen deselve Crudop en Broeksmit midsgaders tegens Jan Styger niet heeft gesegt gehad dat de Heer Schepen Pieter Six een onderkoopmansplaats tegens een assistentsplaats met de Heer Burgemeester Trip, met wien (?) in een kamer sat souwde willen verruijlen, dat gemelde Heer Six, die onderkoopmansplaats hadde belooft aan een persoon tot Alkmaar woonagtig, dog dat deselve alkmaarder door de Heer Burgemeester Willem Six met een officio was begunstigt, sulks dat niet na Indien souwde varen ende dat de Heer Schepen Six de voorschreven onderkoopmansplaats als nu aan hem Gevangene wilde geven, ende dat hij Gevangene daarop aanbood aan Crudop, Broeksmit en Styger omme daartoe een persoon optesoeken, mids daarvoor aan hem Gevangene betalende een somme van vierduysent guldens ende dat hij Gevangene uyt dat geld souwde betalen aan Brundop al hetgene hij Gevangene hem schuldig was ende aan hem Broeksmit driehondert guldens ter goeder rekening van hetgene aan hem Broeksmit verschuldigt was

Segt alle het vorenstaande gefingeerde en opgeraapte leugens te wesen en hetselve nooit gedagt veel min gesegt te hebben

Niettegenstaande Crudop en Broeksmit hem Gevangene in facie aanseggen dat hij Gevangene aan hun beyde al hetselve invoege voorschreve heeft verhaalt en gesegt gehad

 

Gevraagd: of hij Gevangene of hij geen kennis heeft aan Jacobus Crudop, Anthonij van der Hof en Philippus Cok allen hier in judicio bekend

Segt Ja haar wel te kennen

 

Gevraagd: of hij Gevangene in December van den Jare 1722 of daar omtrent niet is geweest in het geselschap van Jacobus Crudop ende met deselve heeft gesproken nopende een slagtersbank in de hal ende wel om deselve bank te besolliciteren voor Philippus Cok

Segt Ja en dat Crudop hem Gevangene heeft versogt gehad, dat voor syn neef Cok wilde maken dat een slagtersbank bequam, also voor de dogter van Van Oosten bij wien voor knegt woonde souwde trouwen, en dat hij Gevangene daarop gesegt heeft hetselve aan de Coronel Sautijn te sullen vragen

Gevraagd: of hij Gevangene niet positief heeft aangenomen gehad dat hij Gevangene deselve slagtersbank voor Cok souwde besorgen, dog dat sulks niet anders konde wesen als onder Conditien dat hij hem Gevangene alvorens versegelt wierde toegesonden een Somma van f.1200 omme die te stellen in handen van de Heer Coronel Sautijn ende dat als dan, die slagtersbank aan Cok souwde werden besorgt door de Heer Burgemeester Sautijn [Dit is de broer van Coronel (kolonel) Sautijn]

Segt dat Crudop hem Gevangene nader wegens het besorgen van de slagtersbank heeft aangesproken en als doen gepresenteert daarvoor twalifhondert guldens vooraf aan syn Gevangenes huys te sullen besorgen en tweehondert guldens daarenboven als Cok de bank hadde bekomen, dat hij Gevangene daarop heeft gesegt dat hij de Coronel Sautijn daarom hadde aangesproken en dat die hadde aangenomen hetselve door syn broeder te sullen besorgen, dat hij Gevangene vervolgens aan Crudop heeft gesegt dat hij het geld souwde brengen aan syn Gevangenes huys en dat hij Gevangene het vervolgens souwde overleveren aan de Heer Corolel Sautijn, dat ook vervolgens Crudop benevens Cok de twalifhondert guldens ten huyse van hem Gevangene heeft gebragt en dat hij Gevangene daarop latende het voorschreve geld ten huyse van hem Gevangene op de tafel leggen benevens byde is gegaan agteraan de stal van de Heer Coronel Sautijn en aldaar van de knegt heeft vernomen dat syn Heer niet t’huys was en dat hij Gevangene daarop is weggegaan

 

Gevraagd: op wat dag hij Gevangene het voorschreve geld aan de Heer Sautyn heeft overgelevert als ook op wat uur en wie aldaar present is geweest

Segt dat hetselve na syn beste onthoud (herinnering) is geweest des avonds nadat hij in presentie van de voorschreve personen agter aan de stal hadde geschelt of een dag daarna en dat hij Gevangene het geld hetgeen hij onder syn mantel hadde in het benede voorhuys van de Coronel Sautijn in syn Gevangene mantel gewonden op de bank heeft nedergelegt, van waar het door de vrouw van de Coronel Sautijn is na boven gebragt en dat hij Gevangene daarop beneden in de eetsaal is gegaan en aldaar des avonds met de Coronel en syn geselschap heeft gespyst

 

Gevraagd: hoe veel geld van de voorschreve twalifhondert guldens hij Gevangene voor syn moeite heeft genoten gehad

Segt niets

 

Gevraagd: of het voorschreve geld niet door Crudop en Cok ten huyse van hem Gevangene is gebragt op den 13 Januarij 1723

Segt te geloven dat sulks in Januarij 1723 is geweest, dog de nette tijd niet seker onthouden te hebben

Niettegenstaande Crudop & Cok hem Gevangene in facie aanseggen en namentlyk Crudop dat sulks is geweest tien dagen voor den 23 Januarij 1723 en Cok na syn beste onthoud op deselve tijd

 

Gevraagd: of hij Gevangene nadat hij het geld hadde ontfangen niet in presentie van Crudop aan Cok by handtasting heeft belooft gehad dat hij die bank op den 23 Januarij 1723 souwde hebben

Segt bij de overlevering van het geld gesegt te hebben dat Cok die bank binnen wynig dagen daarna souwde hebben

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet aan deselve Crudop en Cok heeft gesegt gehad dat de bank souwde werden besorgt door de Heer Burgemeester Sautijn of door de Heer Burgemeester Lucas Trip

Segt maar alleen gesegt te hebben door de Heer Burgemeester Sautijn en niet door de Heer Burgemeester Trip

Niettegenstaande Crudop en Cok hem Gevangene in facie aanseggen dat hij Gevangene heeft gesegt gehad, die bank sal besorgt werden door de Heer Burgemeester Sautijn of de Heer Burgemeester Trip

 

Gevraagd: of na verloop van enige tijd Philippus Cok siende dat de bank niet quam te volgen niet is gekomen ten huyse van hem Gevangene begerende de beloofde bank of het geld wederom

Segt dat het wel waar is dat omtrent vyf of ses weken geleden Philippus Cok ten huyse van hem Gevangene is geweest en hem Gevangene gevraagt heeft dewyl de bank niet was gevolgt om syn geld wederom te hebben, dog dat hij daarnevens heeft gesegt het geld wel onder hem Gevangene te willen laten tegens drie percent (3% rente), dat hij Gevangene daarop heeft gesegt het geld wel te willen behouden tegens drie percent, dog so hij Cok egter het geld wederom begeerde dat hij Gevangene hetselve als dan souwde wederysschen en aan hem restitueren

Niettegenstaande deselve Cok hem Gevangene in facie aansegt dat hij Cok niet eerst heeft gepresenteert (voorgesteld) het geld onder hem Gevangene te laten maar dat hij Gevangene diegene is geweest, die hem Cok heeft gevergt gehad om het geld onder hem Gevangene te laten blyven tegens drie percento ende dat hij Cok op die presentatie is weggegaan ende gesegt heeft sig te sullen bedenken (dat hij erover zal nadenken)

 

Gevraagd: of een dag a drie daarna gemelde Cok niet weder is gekomen ten huyse van hem Gevangene ende gesegt heeft dat hij sig hadde bedagt ende aan hem Gevangene het geld tegens drie percento wel wilde laten mids dat syn Gevangene vrouw de obligatien mede quam te tekenen

Segt niet te weten dat Cok ten twede malen alleen bij hem Gevangene is gekomen maar dat hij ten twede malen bij hem Gevangene komende heeft bij sig gehad Anthonij van der Hof

Niettegenstaande de voorschreve Cok hem Gevangene in facie aansegt dat hij Cok ten twede maal alleen ten huyse van hem Gevangene is geweest ende dat als doen is gepasseert datgene dat in het laaste vraagpion breder werd vermelt

 

Gevraagd of Anthonij van der Hof en Philippus Cok niet even daarna ten huyse van hem Gevangene te samen syn wedergekomen by sig hebbende een obligatie onder de hand om by hem Gevangene en syn huysvrouw byde te werden ondertekent of anders het geld wederom

Segt na syn beste weten sulks gebeurt te syn als Philippus Cok voor de twede maal en als doen geassisteert met Anthonij van der Hof ten huyse van hem Gevangene is gekomen en dat hij Gevangene als doen de conceptobligatie heeft overgenomen en tegens haar (hun) gesegt ik sal se nasien

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet tegens de gemelde Van der Hof en Kok ten tyde voorschreve heeft gesegt gehad uw geld is hier seer wel bewaart maar so gij het hebben wil ik sal het uw wedergeven maar die borst (?) betekende daarmede Philippus Cok souwde immers liever geholpen sijn ende ik sal hem op myn salighijd brengen bij een man die hem voor dat geld bij de Heer Burgemeester de Haas daaraan sal helpen

Segt dat hij Gevangene ter dier tijd aan haar heeft gepresenteert (aan hen heeft voorgesteld) by aldien Philippus Cok syn geld wederom wilde hebben dat hij Gevangene het als dan souwde eyssen en dat Anthonij van der Hof daarop heeft geantwoord dat het beter was dat de man geholpen wierd, dat hij Gevangene daarop heeft gerepliceert dat de burgemeester Sautijn het nu niet doen kon, maar wel de burgemeester de Haas, dog dat hij Gevangene geen kennisse aan die Heer was hebbende, maar dat hij Gevangene hem Cok ten dien ynde souwde sien te recommanderen aan iemand bij dien Heer bekent

Niettegenstaande meer gedagte van der Hof en Cok hem Gevangene in facie aanseggen dat de woorden soals hij Gevangene deselve komt te verdraien also niet syn gesegt maar dat alles is gepasseert invoege bij het laaste vraagpoint breder staat vermelt

 

Gevraagd: of hij Gevangene de obligatien hierboven vermelt hebbende nagesien niet gesegt heeft mijn vrouw sal die niet tekenen, ik sal uw geven een obligatie door mij alleen ondertekent en of hij Gevangene daarop aan meergemelde Cok niet heeft overhandigt de obligatie alhier in judicio vertoont en waarop het exhibitum is gestelt

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene deselve obligatie hebbende overhandigt niet gesegt heeft ik sal uw egter door een vriend bij de Heer Burgemeester de Haas aan een slagtersbank helpen

Segt gesegt te hebben Philip kan ik uw recommanderen aan een vriend van de Burgemeester de Haas so sal ik het altijd doen

Niettegenstaande Philip Cok hem Gevangene in facie aansegt dat hij ter dier tyd heeft gesegt gehad ik heb een vriend op het huijs, die grote kennis heeft aande De Heer Burgemeester de Haas en de eerste bank, die openkomt, sult gij hebben

 

Gevraagd: nademaal Cok met de voorschreve obligatie geen genoegen had willen nemen ende hem Gevangene dikwils om restitutie van het geld hadde aangemaant of hij Gevangene de voorschreve twalifhondert guldens niet heeft gebragt aan huys van Anthonij van der Hof ende daarvoor van Cok quitantie heeft bekomen

Segt dat er in de obligatie stond dat die op een zegel souwde werden overgeschreven, dat hij Gevangene een en andermaal heet geoffereert, die overschrijvinge te doen en dat hij Gevangene ook heeft aangenomen sulks aan het huys van Anthony van der Hof te komen doen: dat hij Gevangene inmiddels is ontboden geworden voor seker Heer van het eerste fatsoen, die tegens hem Gevangene zijde dat er dier saken aangaande verklaringen waren gepasseert en dat het midsdien best was, dat dien saken uyt de Weerreld wierden geholpen en dat hij Gevangene het geld maar souwde restitueren en hetselve van een ander Heer, so hij Gevangene des aangaande iets te eyssen hadden wederom vorderen ofte hem daarvoor roepen

 

Gevraagd: wie dat de voorschreve Heer is geweest waarbij hij Gevangene ontboden is geweest

Segt bij de Heer Burgemeester Sautijn

 

Gevraagd: wat tyd hij Gevangene bij gemelde Heer is ontboden geweest

Segt daags voordat het geld is gerestitueert

 

Gevraagd: of hij de twalifhondert guldens van de Heer Coronel Sautijn wederom terug heeft ontfangen of niet

Segt Neen maar gemelde Heer onder meerdere somme ook om de voorschreve twalifhonder guldens te hebben willen dagvaarden

25 April 1724

Present zijn de Officier en de Heren De Dieu & Van den Bempden Schepenen

Pieter Backer de Novo (opnieuw) gehoort

Gevraagd: of hij Gevangene kennis heeft aan Willem Leuneman en Anna Jansz sig generende met opkopen van transporten ende wonende in de boerensteeg alhier in judicio present

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene in de voorlede Jaaren niet is geweest verschyde malen ten huyse van gemelde Leuneman en syn vrouw

Segt een rys drie vier maal (een keer of drie vier)

 

Gevraagd: of hij Gevangene ten voorschreven huyse synde aan denselve Leuneman en vrouw niet heeft aangeboden om iemand voor derde waak na Indien te helpen onder conditien dat aan hem Gevangene daarvoor souwde werden betaalt hondert silvere ducatons

Segt dat Leunema verschyde malen bij hem Gevangene is geweest om te solliciteren na soldaatsplaatsen en dergelijk maar van geen derde waak te weeten en ook wel soldaatsplaatsen en anderen voor hem te hebben besorgt en ten dien eynde verschyde maalen briefjes van de hand van de Heer Coronel Sautijn aan hem Leuneman te hebben overhandigt om bij Flaming te brengen om volk te laten aantekenen

Niettegenstaande Leuneman en vrouw hem Gevangene in facie aanseggen dat al hetgene in vorenstaande vragpoint staat vermelt alsoo de opregte waarhyd is ende nimmermeer enig briefje geschreven met de hand geschreven van de Heer Sautijn ontfangen te hebben dog wel geslote briefjes uyt hande van hem Gevangene ontfangen te hebben sonder te weten door wie geschreven ende daarmede bij Flaming te syn gegaan, waarop het volk is aangenomen, en segt de Gevangene dat die briefjes altijd van de Heer Sautijn syn geschreven geweest en nooit van een ander enige briefjes ontfangen te hebben



[Opnieuw komen we hier de naam Flaming tegen. Het lijkt over dezelfde boekhouder te gaan. Iemand die een briefje kreeg waarop een naam stond en deze dan in de boeken van de VOC bijschreef. Zou dit over Evertje of Cornelis kunnen gaan?]



Gevraagd: of deselve Leuneman en vrouw vervolgens aan hem Gevangene niet hebben gesegt dat hij Gevangene Pieter Pot voor derde waak na Oostindien wilde helpen en dat daarvoor souwde werden betaalt driehondert guldens

Segt sulks wel te kunnen waar syn, maar dat Leuneman hem Gevangene soveel namen heeft opgegeven dat hem onmogelyk is sulks in syn memorie niet te kunnen herroepen

Niettegenstaande Leuneman en vrouw hem Gevangene in facie aanseggen, dat hij Gevangene daarop heeft aangenomen deselve Pieter Pot voor derde waak na Indien te helpen mids dat daarvoor souwde werden betaalt f.300,-

 

Gevraagd: of hij Gevangene als doen niet heeft gesegt gehad ik sal hem daarvoor aanhelpen door de Heer Bewinthebber Stevenon [Bedoeld wordt waarschijnlijk Jacob Backer Lestevenon]

Ontkent het

Niettegenstaande Leuneman en vrouw hem sulks in facie aanseggen

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet weet dat deselve Pieter Pot sonder syn Gevangene toedoen voor derde waak is aangenomen

Segt sulks speciaal niet te weten maar sulks wel te konnen syn dat hij op de lijst gestaan heeft

 

Gevraagd: of hij Gevangene nadat Pieter Pot was aangestelt niet wederom by gemelde Leuneman & huysvrouw ten haaren huysen is gekomen, seggende dat dewyl Pieter Pot door de heer Bewinthebber Lestevenon nu was aangestelt dat hij Gevangene vervolgens de beloofde driehondert guldens moest hebben

Segt sulks een infame leugen te syn

Niettegenstaande Leuneman alleen hem Gevangene in facie aansegt dat hij Leuneman ten huyse van hem Gevangene is ontboden geweest sonder syn vrouw en dat hij Gevangene ans doen tegens hem Leuneman gesegt heeft, ik moet de hondert ducatonnen van Pieter Pot hebben



[Opnieuw onderbreken we het verslag omdat we een naam herkennen. Bedoeld wordt waarschijnlijk Jacob Backer Lestevenon, de secretaris van Amsterdam, die getrouwd was met Maria Witsen (een nichtje van burgemeester Nicolaes Witsen, de man die Willem de Vlamingh op reis stuurde). De dochter van deze mijnheer Lestevenon en mevrouw Witsen werd in het testament van Maria Boef genoemd. Als dank dat ze zoveel voor haar moeder en opa hadden gedaan. Als deze heer Lestevenon ook een rol speelde in deze fraudezaak, dan sloeg die dank waarschijnlijk niet alleen op het feit dat die familie ooit Maria’s vader (Willem de Vlamingh) op expeditie naar Australië stuurde, maar wellicht óók op hulp aan haar moeder Evertje??]



Gevraagd: of hij Gevangene niet tegens Leuneman gesegt heeft dat hij Gevangene een schoone schraap (?) van de Heer Bewinthebber Stevenon hadde gekregen omdat hij Gevangene de naam van Pieter Pot had overgegeven sonder alvorens hondert ducatonnen daarvoor te hebben ontfangen

Segt nooit sulks gedagt te hebben

Niettegenstaande Leuneman hem sulks in facie aansegt

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet een geruyme tijd geleden deselve Leuneman heeft ontboden in de Herberg de Hoop, vragende of hij Leunemans vijf soldaten voor veertig guldens het stuk na Indien wilde hebben aangeholpen en of Leuneman daarop aan hem Gevangene niet veertig gulden per man heeft gegeven

Segt dat hij nooit Leuneman heeft gevraagd maar wel Leuneman hem en dat Leuneman hem Gevangene altemets (soms) veertig en altemets minder heeft gegeven

 

Gevraagd: in wat specie (in welke geldelijke vorm) hij Gevangene in de Hoop hetselve geld heeft ontfangen gehad

Segt niet te weten in wat specie maar wel geld in de Hoop van hem Leuneman ontfangen te hebben

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet te meermalen ten huyse van Arent Kyser is geweest om te vernemen of voor geld enig volk na Oostindien wilde geholpen hebben

Segt Neen maar dat Arent Kyser bij hem Gevangene is gekomen

 

Gevraagd: nadien hij Gevangene in het begin van sijn confessie heeft gesegt gehad dat hij voor den stuurman Cornelis Rynties wel wilde spreken om hem een schippersplaats na Oostindien te doen hebben maar dat daarvoor een present moest wesen van f2500 en wel f1000 vooraf met wat personen hij Gevangene nopende het voorschreve schipperschap heeft gemarchandeert en gecontracteert

Segt dat de Heer Coronel Sautijn hem daarvoor souwde helpen

 

Gevraagd: aan wien en wat personen hij Gevangene de voorschreve penningen souwde hebben gegeven gehad

Segt aan Mevrouw Sautijn of dat hij souw gesien hebben dat geld in te houden voor een openstaande rekening die sij tesamen hadden

 

Gevraagd: aan wien hij Gevangene het sakje met seshondert guldens bij hen Gevangene op den 21 Maart van Cornelis Rynties ontfangen heeft overgelevert gehad

Segt hetselve self gehouden te hebben

 

Gevraagd: of hij Gevangene eer dat met het sakie met geld door het huys is gegaan van de Heer Coronel Sautijn of hij Gevangene niet even tevoren nogmaals is geweest ten huyse voorschreven en of hij Gevangene niet aan de mijd, die hem de deur opdeed heeft gevraagt gehad of mijn Heer Sautijn, Mevrouw of Juffrouw Reaal t’huys waren, seggende haar nootsakelyk te moeten spreken en gehoort hebbende van neen of hij als doen niet aanstonds is weggegaan

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet korten tijd daarna aan hetselve huys weder heeft aangescheld ende gevraagt naar de Jonge Heer Sautijn en of hij Gevangene met deselve hebbende gesproken niet aanstonds door de stal agter is uytgegaan

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet enige tijd geleden familiare ommegang aan het huys van de Heer Coronel Sautijn heeft gehad

Segt Jaarenlang familiare ommegang te hebben gehad

 

Gevraagd: hoe lange het geleden is dat hij Gevangene in ongunst van gemelde Heer is geweest ende sigselve uyt die familiaretyd heeft uytgestoten gehad

Segt nooit in ongunst geweest te sijn, maar dat er een rancune is geweest verleden somer dog dat de pys is gemaakt (vrede is gesloten) met een glaasje brandewijn

 

Gevraagd: hoe dikmaals hij Gevangene sedert primo Januarij laastleden is geweest ten huyse van de Heer Coronel Sautijn

Segt een rys of twee

1 Mey 1724

Present zijn de Officier en de Heren Graaflant & Van Merct Schepenen

Pieter Backer de Novo (opnieuw) gehoort

Gevraagd: of hij Gevangene wel oit heeft gesprooke gehad over het schipperschap met Cornelis Rynties voor 21 Maart deses Jaars zynde de dag dat hij Gevangene de bewuste seshondert gulden voor het Oostindische schipperschap van hem Rynties heeft ontfangen gehad

Segt Neen

 

Gevraagd: waar ter plaatse en op wat tyd hij Gevangene de Heer Colonel Sautijn heeft gesprooke gehad om hem Cornelis Rynties voor schipper na oostindien aan te helpen

Segt dat Colonel Sautijn wynig weeke van te voere te meermale aan hem Gevangene heeft gesegt dat om de opestaande saake effe te make (te vereffenen) hij Gevangene imant aan hem Colonel Sautijn souwde recommanderen tot schipper en dat hij Colonel Sautijn by aldien op de persoon niets te segge viel hem souwde aanhelpe dat hij Gevangene daarop des Avonts van 21 Maart by sig hebbende de voorschreeve Cornelis Rynties is gegaan na thuys van Colonel Sautijn met intentie om hem daarom aan te spreke dog dat ter dier tyd de voornoemde Colonel Sautijn nogte syn vrouw niet thuys waaren dat hij Gevangene daarop so hij voorvalt stelt en niet beeter weet dat anderen daags de voernoemde Heer op Beurs daarom heeft aangesprooke en dat die daarop gesegt heeft in zal mijn best doen om Cornelis Rynties aan te helpen en so het nu mogt mislukke de toekomende rys (de volgende keer)

De Gevangene sig nader bedenkende segt als nu dat hij de Colonel Sautijn des middaags van denselve 21 Maart wanneer hij het gelt van Cornelis Rynties des avonts heeft ontfange op de Beurs om het schipperschap voor Rynties heeft aangesprooken

 

[Hier is een hele alinea aan getuigenis doorgekrast]

 

Gevraagd: of hij Gevangene op den 21 Maart laastleeden met de voorschreeven seshondert guldens niet eerst heeft aangeschelt aant huys van de Heer Colonel Sautijn om te verneemen of dien Heer desselfs huysvrouw of Juffrouw Reaal ook in huys waaren en hoerende van neen of hij Gevangene vervolgens niet ten tweede maal heeft aangeschelt en in het huys van gemelde Colonel (dewyl als die Heer tuys was geweest in huys niet souwde hebbe durve komen) is gegaan om het sakje van seshondert guldens ter quader trouw magtig te werde ende also zyn opset te doen ooloreeren (verwerven) en aan Rynties te doen gelooven dat hij Gevangene hetselve gelt op rekening van het schipperschap souwde overhandige aan de Heer Colonel Sautijn

Segt des avonts onderaan het huys te hebbe aangeklopt in presentie van Cornelis Rynties dat de myd voorkomende tegens hem Gevangene heeft gesegt dat mijn Heer mevrouw ende Juffrouw niet thuys waare dat daarop de myd de deur wederom heeft toegedaan en Cornelis Rynties by hem Gevangene is gekoomen dat hij Gevangene tegen Rynties heeft gesegt ik zal daar nog eens aankloppen om met een van de kindere te spreeken en zo ik daar in huys blijf zo gaat gy maar heen en dat hij Gevangene daar aan huys wel heeft mooge koome so dicwils als hij wilde en dat hem noit verbode is geweest daar ter huyse te koome en ten tweede maal op de voorschreeve 21 Maart niet weederom te hebben aangeklopt met intentie om het gelt ter quader trouwe magtig te werde of eenig opset  te ooloreeren dog dat hij Gevangene ten tweedemael aangeklopt gehad hebbende daar in huys is gegaan en met de soon heeft gesprooke en dat hij daarop immediaat met het sakje met seshondert guldens agter de stal is uytgegaan en dat de soon hem tot aan de staldeur heeft gebrogt (gebracht)

3 Mey 1724

Present zijn de Officier en de Heren Van Loon & Van den Bempden Schepenen

Pieter Backer de Novo (opnieuw) gehoort

Gevraagd: of hij Gevangene in de Jaare 1721 niet tegens Crudop altner (?) in judicio present heeft gesegt gehad dat het thuyswagterschap van een hooveshuys (?) vacant was ende dat hy Gevangene het selves wel aan hem Crudop souwde wille besorge dog dat Piet van Hoeren voor imant most hebbe ende daarvoor aan hem Gevangene souwde betaale vyfduysent guldens

Segt noit sulxs gedagt te hebbe

Niettegenstaande Crudop hem sulxs in facie aansegt en dat sulxs is geschied in Mey of Juny

 

Gevraagd: of hij Gevangene eenige tyd daarna niet weder by Crudop is gekoomen seggende Piet van Hoeren heeft het thuyswagterschap al voor syn soon die sal daarvoor maar drie duysent geven dog daar om boove Jaarlyks moete uytkeere seshonderd guldens

Segt onwaarhyd te syn en geen kennisse aan Piet van Hoeren te hebben

Niettegenstaande crupod hem in facie aansegt dat alle hetgeene in vorenstaande vraagpoint wert vermelt alzo de waarhyt is

 

Gevraagd: of hij Gevangene in de beginne van dese Jare niet wederom met Crudop heeft gesprooke en gesegt gy moet dat gelt nog van my hebben wegens de saek van het Westerkerkhof ik heb met u voor dese gesprooke vande een hoeveshuys t welk doen aan Piet van Hoerens Soen (zooen) is gegeven die plaats is weder vacant en staet aan de Heer Burgermeester van de Pols (?) dat ik uw deselve alsnu konde besorge mits jaarlyks daarvoor uytkerende 700 gulden souwt gy my van my schult wille kiteren (kwijten) en of Crudop daarop niet heeft geantwoort als de Heer Burgermeester van de Pols my sulxs vraagt sal ik sien wat ik doen zal en of hy Gevangene niet naderhand teege Crudop heeft gesegt gehad dat hy Gevangene in die saek niet meer konde doen en dat Piet van Hoore het voor syn dogtersman souwde hebbe

Segt geen een woort van alle de voerenstaande saeke waarhyt te zyn nog in sen gedagte genoomen te hebben

Niettegenstaande Crudop hem in facie aansegt dat hy Crudop in de maant van January of February deses Jaars moetende van hem Gevangene nog eenig gelt hebbe ende hebbende vormit (??) tot syn lasten dat al hetgeene uit voerenstaande vraagpoint breder wert vermelt alzo de opregte waarhyt is

 

Gevraagd: of hij Gevangene oit met imant in onderhandeling is geweest om voor sodanig een te befolkerteeren een dootgraversampt

Segt Jaa

 

Gevraagd: met wie hij Gevangene is afgesprooke om deselve sodagig een ampt te doen hebbe

Segt dat Crudop hem Gevangene heeft aangesprooke en gevraagd voor wien hy Gevangene hetselve dootgraverschap souwde gesorge

Segt voor Willem van der Sluys betrouwt broeder van Matthys Weltervelt

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet tegens Crudop heeft gesegt gehad dat voor dat dootgraversschap aan hem Gevangene souwde moeten werde betaalt een somme van agt duysent guldens

Ontkent het maar segt dat Crudop hem Gevangene heeft aangesprooken over het dootgraversschap van de Westerkerk en welk ter dier tyd stond aan de Heer Burgermeester Sautyn en dat hy Crudop daarvoor wel wilde geven 6 a 7 duysent guldens dat hy Gevangene daarop heeft gesegt gehad ik sel het aan de Heer Colonel Sautyn voorstelle

 

Gevraagd: of hij Gevangene oit of oit heeft gesprooke gehad met met mevrouw Blauw suster van de Heer Colonel Sautyn

Segt Jaa verschyde maale

 

Gevraagd: of hij Gevangene gesprooke heeft gehad met mevrouw Blauw wegens het voorschreeve dootgraversschap

Segt sulxs wel gedaan te hebbe dog niet als nadat hy Gevangene daarover vooraf met de Colonel Sautyn hadde gesprooke en op aanrading van de Heer Colonel Sautyn selfs

 

Gevraagd: of hij Gevangene met gemelde Crudop niet is geaccordeerd om hem het dootgraversschap te besorge voor Willem van der Sluys mits betaalende aan hem Gevangene agt duysent guldens en of hy Gevangene op den 3 Juli 1721 niet van Crudop ter goeder rekening heeft ontfange gehad 750 guldens ende den twaalf dito 275 guldens

Segt niet op rekening van het dootgraversschap maar het gelt uyt anderen hoofde ontfange te hebbe

Niettegenstaande Crudop hem in facie aansegt dat hy het voorschreve gelt aan hem Gevanene heeft gegeve gehad op rekening van het dootgraversschap

 

Gevraagd: of hij Gevangene eenige tyd daarna Crudop en Westervelt alsnu mede in judicie preesent niet heeft versogt gehad in de herberg de Munt en of Westervelt aan hem Gevangene alsdoen niet nog op rekening van hetzelve dootgraversschap in presentie van Crudop heeft aangetelt duysent of elfhonderd guldens

Segt dat Crudop heeft gesegt gehad dat Westervelt ter dier tyd in de Munt souwde komen dat hy Gevangene haar aldaar heeft gesprooke gehad ende dat Westervelt alsdoen voor de eerst pae (?) op het dootgraverschap heeft betaalt een duysent of elfhonderd guldens en deselve som na dato aan de Heer Colonel Sautyn te hebben overgelevert

 

Gevraagd: waar ter plaatse en op wat tyd deselve overgeving is geschied

Segt aan de vrouw van Heer Colonel Sautyn in de bovesykamer het gelt te hebbe gegeven sonder de tyd te weete wanneer

 

Gevraagd: of Westervelt aan hem Gevangene in presentie van Crudop niet heeft gevraagd gehad of het gelt moest werde gegeven aan de Heer Burgemeester Sautyn en of hy Gevangene daarop niet heeft geantwoort van neen seggende die plaats staat wel aan de Burgermeerster Sautyn maar mevrouw Blauw heeft die van syn weledelheit (?) en  sy kan daar medoen naa haar bliefte en dat mevrouw Blauw hem Gevangene daarvan de directive hadde gegeven ende dat hy Gevangene daaromtrent konde doen hetgeen hy goed souwde kome te vinden

Segt gesegt te hebbe dat de plaats welstongaande (?) Burgemeester Sautyn maar dat de Colonel Sautyn deselve door syn voorspraak souwde besorge en dat gemelde Colonel Sautyn had aangenoome syn suster te brengen om dat gesameltlik by Burgermeerster te helpe uytvoere

Niettegenstaande Crudop en Westervelt hem Gevangene in facie aansegge dat alle hetgeene uit voerenstaande vraagpoint wert vermelt also de opregte warheid is

 

Gevraagd: of Westervelt niet eenige tyd daarna int bysyn van Crudop nog op rekening van het voorscheeve dootgraversschap aan hem Gevangene heeft gegeven duysent of elfhonderd guldens

Segt Jaa en deselve somme meede te hebbe verantwoort aan de Heer Colonel Sautyn of desselfs huysvrouw sond precies te weeten aan wie van byde hy Gevangene het gelt heeft gegeven

10 Mey 1724

Present zijn de Officier en de Heren Graafland & De Dieu Schepenen

Pieter Backer de Novo (opnieuw) gehoort

Gevraagd: of hij Gevangene geen kennis heeft aan Frederik Ferber alhier in judicio present

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene aan deselve uyt eyge beweginge en sonder door Ferber daarover gesproken of gevraagt te wesen niet heeft gesegt en aangeboden om voor hem Ferber te besorgen een corporaalsplaats in dienst van de oostindische compagnie alhier om met de paasscheepen van dese Jaaren te vertrekken

Segt dat Ferber die nog enigsens aan hem Gevangene uyt hoofde van hem Gevangenes vaders tweede huysvrouw aan hem Gevangene is geparenteert en door syn Gevangenes vader aan hem Gevangene was gerecommandeert geworden nu twee a drie Jaaren geleden hem Gevangene heeft aangesproken om hem na oost Indien te helpen dog dat sulks ter dier tijd niet synde geschied Ferber inmiddels als kantoorknegt in dienst is geraakt dat Ferber van syn patroon synde afgegaan en ledig lopende hij Gevangene gemeent heeft dat het beter voor hem was iets te doen dan ledig te blyven en dat hij Gevangene uyt dat insigt hem Ferber heeft aangesproken om hem Ferber voor Corporaal na Indien te helpen

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet heeft gesegt gehad dat Ferber alsdan daarvoor aan hem Gevangene moest betalen hondertvijfentwintig guldens dog omdat syn neef was maar souwde geven f.120 en dat hy Gevangene het alsdan souwde besorgen door de Heer Colonel Sautyn

Segt tegens hem gesegt te hebbe dat hij Gevangene het Corporaalschop selfs voor niet niet konde krygen dat men ordenaris (normaliter) daarvoor was gewend te geven f.200 a f.250 dog dat hij Gevangene omdat hij Ferber syn Gevangenes neef was het Corporaalsschap aan hem souwde tragte te besorgen voor f.120 en dat hy hem door de Heer Colonel Sautyn alsdan souwde laten helpen.

 

Gevraagd: of Ferber daarop niet aan hem Gevangene op rekening van het voorschreve Corporaalschap heeft betaalt gehad f.100 versoekende de f.2- te wille te goede houden

Segt Ja dat de f.100 aan hem betaalt sijn en niet te weten dat er van te goed houden gesproken is maar dat hij Gevangene gesegt heeft wilt gij het selfs houden en self medegaan om het daar te brengen so kunt gij sien hoe het daar toegaat en dat hij Gevangene gesegt heeft andersints syn best te sullen doen om het hem daarvoor te besorgen

Niettegenstaande Ferber hem Gevangene in facie aansegt dat hij op die tyd als hij aan hem Gevangene de f.100 toegebelt (?) hadde versogt heeft gehad van de f.20 tegoed wilde houwden

 

Gevraagd: of hij Gevangene daarop niet heeft gesegt gehad dat er de f.20 moesten byweesen dat hy Gevangene daarvan niets voor sig behielt maat hetsleve souwde brengen  aan een nigt van de Heer Colonel Sautyn wonende agter het stadhuys en dat hij Ferber niet geholpen kost worden of hij moest die f.20 daarbij doen

Segt tegens Ferber gesegt te hebben dat er de f.20 moeste byweesen of dat hij anders niet geholpen konde worden en dat hij het geld moest brengen bij een nigt van de Colonel Sautyn wonende bij het Heerelogement en niet agter het stadhuys gelijk in het vraagpoint staat ter neder gestelt en alleenlyk gesegt te hebben dat hij het geld daar souwde brengen om de eer van de Colonel Sautyn op te houden

Niettegenstaande Ferber hem Gevangene in facie aansegt dat alles is gepasseert in dier voegen als in het laaste vraagpoint staat vermelt

 

Gevraagd: of Ferber de voorschreve f.20 aan hem Gevangene niet enige tijd daarna heeft overhandigt

Segt Ja

 

Gevraagd: of Ferber siende dat niet geholpen wierd niet te meermaalen hem Gevangene daarover heeft aangesprooken gehad

Segt dat Ferber hem Gevangene te meermaalen heeft gevraagt wanneer hij geholpen souwde worden dog dat de tijd om hem te helpen eerst was gekomen als hij Gevangene is geaprehendeert geworden (toen hij gevangen genomen werd?)

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet yndelijk tegens deselve Ferber heeft gesegt gehad dat hij hem Ferber niet konde helpen overmits hij Gevangene niet meerder was in de vriendschap met Heer Colonel Sautyn maar dat uw beter vriende en beter luyden als deselve Heer Sautyn aan de hand hadde ende hem Ferber souwde helpen door de Heer Schepen Musart

Segt tegens hem gesegt te hebben dat de Colonel Sautyn hem Ferber niet souwde helpen alsoo hij Gevangene met deselve was gebroelieert geraakt, dog dat hij Gevangene de Heer Scheepen Musart daarop souwde aanspreeken en dat die hem Ferber souwde helpen sonder dat hij Heer Musart daarvoor anduyd (?) souwde trekken en dat hij Gevangene van intentie is geweest de ontfangene f.120 aan hem Ferber te restitueren & in syn kist mede te gegeven en het verdere in het vraagpoint ter neder gestelde dat hij namentlijk nu beter vrienden en beter luyden aan de hand hadde niet gesegt te hebben, en dat hij Gevangene selfs heeft geoffereert gehad borgen te blyven voor hem Feber voor een partij knoopen bedragende omtrent f.1300 a f.1400 mids daarvoor genietende de halve winsten daarop vallende

Niettegenstaande Ferber hem in facie aansegt dat hij Gevangene gesegt heeft gehad nu beter luyden als de Colonel Sautyn aan de hand te hebben ende hem te sullen helpen door de Heer Musart sonder daarby te voegen dat deselve Heer hem Ferber souwde helpen sonder daarvoor iets te trekken

 

Gevraagd: op wat tijd alle hetgeene is voorgevallen hetgeenen in het eeve vorenstaande vraagpoint met syn antwoord breeder werd vermelt

Segt dat hetgeene in syn antwoord vermelt staat is voorgevallen kort nadat de laaste schippers voor de Paasscheepen syn aangestelt geworden, dog de nette tyd niet onthouden te hebben

 

Gevraagd: aan wie hij Gevangene de bovengemelde f.120 voor het Corporaalschap heeft gegeven gehad

Segt deselve gehouden te hebben in die gedagten omme deselve met de Heer Colonel Sautyn syn vrouw by aldien Ferber door hem was geholpen geworden te verrekenen, dog dewyl ferber door hem niet was geholpen geworden dat hij Gevangene alsdoen van gedagte is geweest om de voorschreve f.120 aan Ferber te restitueren en in syn kist mede te geven

 

Gevraagd: op wat tijd hij Gevangene de Heer Scheepen Musart gesproken gehad om Ferber voor Corporaal na oost Indien te helpen

Segt de Heer Musart daarover niet te hebben aangesprooken dog dat hij Gevangene met intentie om sulks te doen twee malen aan het huys van dien Heer is geweest, dog dien Heer niet te hebben aangetroffen also hij ter dier tijd in de Haag was

 

Gevraagd: wat dag en wat tijd hij Gevangene is geweest aan het huys van de Heer Musart

Segt kort nadat de schippers gemaakt waaren sonder de precisen tyd onthouden te hebben

 

Gevraagd: of hij Gevangene op vrijdagmiddag den 14 April synde de dag dat hij Gevangene is geaprehendeert ten twaalf uuren niet is geweest aan het logement van de meergedagte Ferber en of hy Gevangene tegens hem Ferber niet gesegt heeft gehad gij sult morgen geholpen worden de knegt van de Heer Scheepen Musart sal alsdan met uw gaan na het oost Indiesch huys ende uw laten aantekenen

Segt dat hij des middags van dien dag omtrent beurstijd is aangekomen aan het logement van Ferber om met hem over de knoopen hiervoren in syn Gevangene confessie breeder vermelt te spreeken, dat Ferber bij die gelegenthijd aan hem Gevangene weder heeft gevraagt wanneer dat hij geholpen souwde werden dat hij Gevangene daarop heeft geantwoord, misschien morgen, misschien overmorgen of den volgende dag dat Ferber daarop wyders heeft gevraagt of hij dan geen briefje moeste hebben en dat hij Gevangene heeft gesegt van neen en dat als het tijd was de knegt van de Heer Musart dan wel met hem souwde gaan om hem te laten aantekenen.

Niettegenstaande Ferber hem Gevangene in facie aansegt dat hij Gevangene gesegt heeft gehad morgen sult gij geholpen worden dan sal de knegt van de Heer Musart bij uw komen om uw te brengen op het oost Indiesch huys sonder van de andere daggen of tyden hiervoren vermelt gesproken te hebben

 

Gevraagd: of hij Gevangene geen kennis heeft aan de Heer Tessemaker alhier in judicio present 

Segt Ja

 

Gevraagd: of hij Gevangene niet aan deselve Heer heeft verhaalt gehad dat de Heer Burgermeester Willem Six hem Gevangene hadde begunstigt met de bediening van Willemmerdonk op het stadsaccijshuys

Segt dat hij Gevangene des morgens van den 31 December 1723 is gekomen aan het huys van Tessemaker en dan aldaar heeft gevraagt of hij Tessemaker hem Gevangene wilde en konde helpen met f.150 dewyl hij Gevangene die tekort quam dat Tessemaker daarop heeft gesegt niet bij kas te sijn hij het anders gaarn souwde willen doen dat hij Gevangene ter dier tijd tegens Tessemaker heeft gesegt dat het amt van Willemmerdonk op het stadaccyshuys vacant was en dat hij Gevangene indien hij wiste dat het aan de Heer Burgermeester Six stond daar vast om souwde spreeken dog dat dat amt wat fies was omdat Willemmerdonk daarin dat ongeluk hadde gehad en dat Tessemaker daarop heeft gesegt wat steekt daarin als het een eerlyk man bedient, en dat Tessemaker vervolgens gesegt heeft ik sal op de beurs myn kassier eens vragen en sien of ik uw evenwel kan helpen dat hij Gevangene daarop op de beurs bij Tessemaker is gekoomen als wanneer Tessemaker tegens hem heeft gesegt myn kassier sal der mij en ik sal der uw mede helpen

Niettegenstaande Tessemaker hem Gevangene in facie aansegt dat hij Gevangene positief heeft gesegt gehad dat de Heer Burgermeester Willem Six hem Gevangene hadde begunstigt met de vorenstaande bedieninge en dat het nu billyk was dat hij syn dankbaarhyd daarvoor betoonde en dat hij Gevangene had laten maken een stiksilver (?) om dat present te doen aan diegeene die hem die dienst gedaan hadde sonder te specificeeren wie hij daarmede meenden en dat hetselve in gereedhyd was en dien dag moest werden afgehaalt en dat hij tot de volle betalinge van dien de voorschreve hondert daalders nog nodig hadde

 

Gevraagd: of hij Gevangene daarop niet heeft ontfangen gehad de voorschreve f.150 uyt hande van de Heer Tessemaker met belofte van deselve binne drie weeken te sullen restitueren

Segt Ja en dat daar een biliet van is

 

Gevraagd: als wanneer Tessemaker enigsins declineerde hem Gevangene het voorschreve geld te verstrekke of hij Gevangene niet gesegt heeft ik kan het van myn vrouw niet krijgen dat is een boos mensch daar ik niet mede teregt kan komen en die mij geen geld wil geven

Ontkent het

Niettegenstaande Tessemaker hem sulks in facie aansegt

11 Mey 1724

Present zijn de Officier en alle Schepenen

Pieter Backer de Novo (opnieuw) gehoort

Gevraagd: nademaal hij Gevangene by syn vorige confessie te meermalen heeft gesegt gehad dat hij Gevraagde hadde een openstaande rekening met de Heer Colonel Sautyn ofte Mevrouw desselfs huysvrouw met wien hij Gevangene de gemelde openstaande rekening is hebbende

Segt met Mijnheer en Mevrouw allebij

 

Gevraagd: waar die rekening in syn Gevangenes boek of elders staat gespecificeert en genoteert

Segt daar geen boek van gehouden te hebben, maar segt eerst voor de dootgraversplaats f.2200 te moeten hebben en dan nog f.1200 voor de slagersbank en dan nog vijfhondert guldens voor geleend geld en dan nog een grote silvere koker met agate messen met goud beslagen, een groote pedro del porco met gouwd beslagen, vier stukken sis, twee diamante handgespies en dan nog enige goederen op een notitie gespecificeert ten syne huyse berustende

 

Gevraagd: waar ter plaatse gemelde notitie ten syne huyse is berustende

Segt niet te weten of het op ‘t Comtoir lyd of dat het in een van syn rokken steekt

 

Gevraagd: met wiens hand deselve notitie is geschreve

Segt met syn yge hand

 

Gevraagd: wat hooft of begin deselve notitie is hebbende

Segt sulks niet net te weten

 

Gevraagd: over wat saaken de gemelde notitie komt te spreken

Segt over de goederen hierboven vermelt

 

Gevraagd: hoeveel bedieningen of ampten so by de oost Indische compagnie aan persoonen te doen hebben of ampten van het stadhuys annex hij Gevangene wel heeft verkogt ende daarover gemarchandeert en gecontracteert

Segt voor de Colonel Sautyn twee ampten aan het stadhuys annex verkogt te hebben en die van het oost Indisch huys uyt de tel te syn en nooit voor eenige anderen Heeren iets verhandelt of verkogt te hebben en nooit iemands anders naam gebruykt te hebben

 

Gevraagd: door wat middel hij Gevangene kan aantoonen dat hij Gevangene de voorschreve ampten voor de Heer Colonel Sautyn heeft verkogt gehad

Segt door kruyers en syn eyge kruyers vrouw dieversche malen enig geld aan het huys van de Colonel Sautyn gebragt te syn en dat hij Gevangene selfs ook diverse maalen des avonds en ook overdag geld ten huyse van dien Heer gebragt en aan Mevrouw overgelevert heeft, en als de kruyers het geld quaamen te brengen dat sy dan order hadde om te seggen volgens afspraak met Mevrouw het komt van de kassier, en dat hij Gevangene in staat is om te kunnen aantoonen met de brieven van de yge hand van de Coronel Sautyn dat met hem over schipperen onder koopmansplaats gecorrespondeert heeft alsmede over onderofficieren en de rest tusschen vier oogen geschied te sijn

 

Gevraagd: of hij Gevangene met aan te toonen dat door kruyers geld is gebragt ten huyse van de Heer Coronel Sautijn meend dat sulks genoeg is om aan te toonen dat die penningen aldaar syn gebragt in voldoeninge van de bovengenoemde ampten door hem Gevangene so hy voorgeeft verkogt

Segt Ja

 

Gevraagd: waar de voorschreve brieven die hij Gevangene voorgeeft van de hand van de Heer Coronel Sautyn te hebben ontfangen ten tyde van syn opperensien syn berustende geweest

Segt deselve in judicio te sullen exhiberen

 

Gevraagd: of hij Gevangene alle deselve brieven niet heeft vertoont gehad aan de Heer Burgermeester Sautijn

Segt neen maar dat de Heer Burgermeester Sautyn maar een of twee brieven heeft gelesen

 

Gevraagd: nademaal hij Gevangene voorgeeft bij de Heer Burgermeester Sautyn te syn ontboden of sulks is geschied op syn Gevangenes prealable (voorafgaande) versoek of niet

Segt een brief geschreven gehad te hebben aan de Heer Burgermeester Sautyn en daarin hem versogt te hebben om hem te moogen spreeken dog dat die Heer ter dier tyd sulks heeft gerefuseert en daarop naderhand heeft ontboden gehad

 

Gevraagd: of in de brieven hiervoren vermelt ende waarinne de Heer Coronel Sautyn met hem Gevangene komt te corresponderen over schippersplaatsen stuurmansplaatsen en andere bedieningen of in deselve brieven ook werde gementioneert wat geld hij Gevangene voor deselve bedieninge souwde toucheren en ontfangen

Segt neen

 

Gevraagd: of hij Gevangene dienvolgende uyt deselve brieven meend te konnen bewysen dat de Heer Coronel Sautyn voor de voorschreve ampten geld heeft ontfangen gehad

Segt presumtivelyk van Ja

 

Gevraagd: waar ter plaatse ende wat tijd hij Gevangene heeft gemarchandeert gehad met de Heer Coronel Sautijn over de slagtersbank hiervoren breder vermelt

Segt sulks geweest te sijn des middags ten huyse van de Heer Coronel Sautijn omtrent December 1722 of January 1723 na syn best onthouden

 

Gevraagd: of hij Gevangene wist dat deselve Heer Coronel toesegging hadde van syn broeder de burgermeerster om een slagtersbank te bekomen

Segt dat hij Heer Coronel gesegt heeft dat hij syn broeder de Heer Burgemeester souwde aanspreken en maken dat Philip Kok die plaats kreeg

 

Gevraagd: of hij Gevangene geweten heeft dat de Heer Burgermeester Sautyn een slagtersbank open hadde niettegenstaande dien Heer in den Jaare 1722 aan ene Martins een slagtersbank hadde gegeven

Segt niet geweten te hebben of de Heer Burgermeester Sautyn een slagtersbank hadde of niet, maar dat hij Gevangene de Coronel Sautyn daarvoor hadde aangesproken en op hem de besorging te hebben laten aankoomen

 

Gevraagd: nademaal hij Gevangene hiervorens heeft gesegt gehad tegens Kok bij de overlevering van het geld dat hij die bank binnen wynig dagen daarna souwde hebben hoe dat sulks mogelyk kan syn nademaal hij Gevangene niet wist of de Heer Burgermeester een slagtersbank open hadde veel min dat de Coronel daarvan enige toesegging hadde

Segt de mogelykhyd aan de Coronel Sautijn gestelt te hebben

 

Gevraagd: wanneer en op wat tijd hij Gevangene de f.1200 voor de slagtersbank heeft ontfangen gehad

Segt na syn beste kennis in de maand van December of Januarij

 

Gevraagd: wanneer en op wat tijd hij Gevangene de voorschreve f.1200 aan Mevrouw Sautyn heeft overhandigt en of sulks niet is geweest daags nadat hij Gevangene het geld op den 13 Januarij 1723 hadde ontfangen

Segt de nette dag niet te weten maar des avonds daaraan het geld gebragt te hebben ten huyse van de Coronel Sautyn als daags tevoren het geld hem was ter hand gestelt

 

Gevraagd: nademaal Crudop en Kok hem Gevangene in facie hebben aangesegt dat de voorschreve f.1200 aan hem Gevangene tien dagen voor den 23 Januarij 1723 syn overhandigt of hij Gevangene nu niet moet wesen geconfenseert van een groot leugen met voor te geven dat hij Gevangene het voorschreve geld heeft gegeven gehad in het benedenhuys van de Coronel Sautyn, nadien gemelde vrouw tusschen den 1 & 2 Januarij 1723 was in de kraam gekomen en na die tyd in geen vier weeken uyt haar kamer was geweest [Cornelia Adriana, de dochter van Willem Sautijn en Wendela Reael, werd op 2 januari 1723 gedoopt in de Nieuwezijdskapel te Amsterdam]

Segt de precise dag niet te weten maar dat het voor het in de kraam bevallen van Mevrouw Sautyn is geweest

 

Gevraagd: of hij Gevangene meeder brieven of beschyden tot syn Gevangenes defensien weet te produceren als de ses brieven alhier in judicio vertoont en gelesen en waarop het exhibitum is gestelt

Segt tot nog toe niet omdat met geen anders ruine(?) gediente(?)

1 Juni 1724

Present zijn de Officier en alle Schepenen plus de Heer Six

Pieter Backer de Novo (opnieuw) gehoort

de Gevangene versogt hebbende binnen te staan

de Gevangene segt dat enen Gerrit Westhoeve te Alkmaer gewoont hebbende hem Gevangene heeft aangesprooken en versogt heeft of hy ook imant wist die hem voor onderkoopman na oost Indie koste helpe waarop hij Gevangene sig geaddresseert heeft by Juffrouw Vlaeming welke Juffrouw Vlaeming een onderkoopmansplaets van de Coronel Sautyn hadde gekreege mits daarvoor gevende vijfendertighonderd guldens dat Juffrouw Vlaeming daarop tegens hem Gevangene heeft gesegt dat Westhoeve de onder Coopmansplaats konde kryge voor vijfendertighonderd guldens dat daarop door hem Gevangene immediaat daaraan en wel ses a nege maanden voordat Westhoeve is aangenome geworde aant huys van haar Evertie Vlaeming voor rekening van Westhoeve is gebragt in twee ryse een somma van twee duysent gulden en de resteerende vijftienhondert nadat Westhoeve was aangenome geworden en dat hetselve gelt volgens segge van Juffrouw Vlaeming van haer huys uyt order van de Collenel Sautyn is afgehaelt

 

Evertie Vlaeming hier in judicio compareerende verclaard het hiervooren door de Gevangene gesegde de waarhyt te syn en dat het gemelde gelt door eenen Frans de Ridder uyt last van de Colonel Sautyn van haar huys is afgehaalt

 

de Gevangene segt nog dat de Colonel Sautyn eenen Gerrit Loot voor schipper na oost Indie heeft gehulpe en dat hy Gevangene daarvoor aan y huys van Juffrouw Vlaeming heeft gesonde twee duysent a twee en twintig hondert guldens of daar omtrent en van Juffrouw Vlaeming gehoort te hebben dat het gelt aan de Colonel Sautyn was ter hand gekoome en welk segge aan hem Gevangene door de vrouw van de Colonel Sautyn is geconfirmeert seggende Loot heeft het wel gemaakt

 

Everte Vlaeming hier in judicio compareerende segt sig niet te binne te kunne brenge dat hy voorschreeve gelt ten haer huyse is gekoomen maar zig daarop nader te zulle bedenken



Maak jouw eigen website met JouwWeb